Buitenland

Stolpersteine van Gunter Demnig vormen spoor van herinnering

Over heel Europa verspreid liggen in het plaveisel voor de woningen van in de oorlog omgekomen Joden of andere slachtoffers van de nazi’s ruim 45.000 glimmende plaatjes van tien bij tien. Stolpersteine of struikelstenen heten ze. Op de steentjes staat ”Hier woonde” en dan volgen naam, geboortejaar en jaar van deportatie. „Een mens is pas vergeten als zijn naam is vergeten.”

17 April 2014 22:31Gewijzigd op 15 November 2020 10:09
Gunter Demnig: „De Stolpersteine zijn een sociaal kunstwerk. Ik noem het altijd een de-centraal monument. En, het is het grootste ter wereld.” Beeld RD, Henk Visscher
Gunter Demnig: „De Stolpersteine zijn een sociaal kunstwerk. Ik noem het altijd een de-centraal monument. En, het is het grootste ter wereld.” Beeld RD, Henk Visscher

De Stolpersteine zijn het idee van de 66-jarige Duitse kunstenaar Gunter Demnig. De aanzet tot het project bestond uit een herinneringslint dat hij twintig jaar geleden met verf in Keulen op de straten schilderde waarlangs duizend Sinti en Roma zich mei 1940 te voet –in de volle openbaarheid– naar de verzamelplaats bij de Messe hebben begeven. „Deze mensen was door de nazi’s meegedeeld: „Jullie krijgen in het oosten een nieuw vaderland. Voor de reis is alleen lichte bagage nodig, niet meer dan 50 kilo per persoon. De meubels worden nabezorgd.” Toen ik bezig was met het aanbrengen van de verf spraken mensen me aan die de slachtoffers hadden gekend. Ze vertelden dat ze vroeger samen christelijke feestdagen hadden gevierd. Ik wil maar zeggen: deze zigeuners waren volledig geassimileerd. Ze woonden al honderden jaren in Duitsland. Bovendien begon de verschrikking in Keulen, de plaats waar ik woon. Want dit was natuurlijk een test voor de latere Jodentransporten. Alles moest perfect verlopen en er ook zo normaal mogelijk uitzien.”

De Sinti en de Roma brachten Demnig, die geboren is in West-Berlijn en kunstgeschiedenis studeerde in Kassel, bij gehandicapten, Jehova’s getuigen, dwangarbeiders en de Joden. „Ik wil alle slachtoffergroepen van de nazi’s gedenken.”

Via de verf op het asfalt kwam Demnig terecht bij de Stolpersteine in het plaveisel. Hij plaatst de stenen voor de woningen waar Joden hebben gewoond, maar die door de nazi’s op transport zijn gezet en nimmer terugkeerden. „Het was aanvankelijk een protest tegen het grote gedenkteken in het centrum van Berlijn. Het monument met die stenen is mooi van vorm, maar inhoudelijk heeft het voor mij niets met de Holocaust te maken. Als er geen documentatiecentrum bij zou staan dat informatie over de moord op de Joden verschaft, zou je niet weten dat het wijst op de Shoah. En waarom ook geen gedenkteken voor álle slachtoffergroepen?”

Zo kwam Demnig op het idee van de Stolpersteine. „Aanvankelijk dacht ik dat het bij een theoretisch concept zou blijven dat niet zou worden gerealiseerd. Het idee kwam aan de orde in een kunsttijdschrift. Daar werd het als ”grootheidswaan” afgedaan. Er zijn 6 miljoen Joodse slachtoffers, en dan al die miljoenen andere slachtoffers nog. Daarop zei dominee Kurt Pick uit Keulen: „Zes miljoen haal je niet, maar om een daad te stellen kun je klein beginnen.” Dat heb ik dus gedaan.”

De Joodse gemeenschap in Keulen verschafte Demnig de eerste namen. „Zij zeiden: „Een mens is pas vergeten als zijn naam is vergeten.” Dat werd mijn motto.”

Gemeenten zitten niet altijd te wachten op de Stolpersteine, ervaart Demnig. „In Berlijn moest iedere wijk als een vesting worden ingenomen. In totaal heeft het zes jaar geduurd voordat de hele stad om was. Maar een stad als München doet bijvoorbeeld nog altijd niet mee. De burgemeester zei letterlijk: „Wie wil treuren kan naar Dachau rijden. Wij hebben die stenen niet nodig.” Later zei hij zelfs dat er alleen stenen voor rijke Joden zouden worden gelegd. Dat is totaal uit de lucht gegrepen. Dat is echt absurd. Nog weer later zei hij dat mensen erover kunnen uitglijden. Dat gaat natuurlijk nergens over.”

De toenmalige voorzitter van de Centrale Raad van de Joden, Charlotte Knoblauch, stond ook niet te juichen bij het idee van de stenen. „Die worden dan met voeten getreden, omdat je eroverheen loopt. Dan loop je feitelijk over de mensen zoals de nazi’s over de Joden zijn gelopen.” Zo zie ik het niet, en gelukkig ook de veel andere Joden hier in Duitsland niet. Zelf zeg ik altijd: „Het zijn Stolpersteine, waar je over struikelt met je hoofd en je hart, en je moet je buigen om de tekst te kunnen lezen. Dan maak je een buiging voor de mensen van wie de namen in het metaal staan.” Daarnaast poets je de stenen op als je eroverheen loopt. De inscriptie blijft dan goed leesbaar. Het geheugen wordt als het ware opgefrist.”

Er zullen best burgers zijn die bezwaar hebben tegen de stenen voor hun deur.

„Soms krijg je hele discussies. Dan zeggen omwonenden dat de Joden die er woonden zijn geëmigreerd. Het is natuurlijk zo dat een aantal Joden de oorlog heeft overleefd door naar het buitenland te vertrekken. In officiële documenten staat inderdaad dat die zijn geëmigreerd. Maar het is natuurlijk een halve waarheid. Ze zijn vertrokken om hun leven te redden. Dat noem ik geen emigratie. En dan zijn ze ook nog een keer beroofd. De Joden moesten hun bezittingen voor een appel en een ei verkopen. Voor een huis dat 40.000 mark waard was, kregen ze 10.000 mark. Alles wat er in huis was moesten ze voor een paar centen van de hand doen. En dan nog zijn er mensen die zeggen: „Het zijn geen slachtoffers, want ze hebben het overleefd.” Of: „Ze zijn naar Zuid-Amerika gegaan en daar zijn ze rijk geworden.” Goed, dat kan zijn, maar ze gingen niet vrijwillig.

Soms ook zijn mensen bang dat de stenen de aandacht van neonazi’s zullen trekken en dat hun huis dan in brand wordt gestoken.”

Bij de angst voor neonazi’s kan ik me wel wat voorstellen. Vallen ze u nooit lastig?

„Ik ben drie keer met de dood bedreigd. In het oosten van Duitsland leg ik –beducht voor acties van rechts-extremisten– struikelstenen onder politiebewaking. Tot dusverre zijn er enkele honderden stenen beschadigd of uit het plaveisel gerukt.”

In Duitsland is het project min of meer overal geaccepteerd. Hoe ligt dat in de andere Europese landen?

„In zeventien Europese landen liggen inmiddels de stenen. De meest noordelijkste in Noorwegen in Mosjoen, de meest zuidelijke in Rome, de meest westelijke in L’Aiguillon-sur-Mer en de meest oostelijke in Orel, 350 kilometer ten zuiden van Moskou.”

Ik kan me niet voorstellen dat men overal in Oost-Europa even blij is met de Stolpersteine. In diverse Oost-Europese landen is het antisemitisme nog sterk.

„Tsjechië gaat prima, maar Polen ligt heel anders. Daar zijn er in totaal drie geplaatst. En in Oekraïne vijf.

Ik wil eraan toevoegen dat men in West-Europa ook niet altijd even blij is met de stenen. In Frankrijk wil men de stenen op de Joodse begraafplaatsen leggen, maar niet voor de woningen waar Joden hebben gewoond. Dat kan niet, want het zijn geen grafstenen. Ze moeten voor de huizen komen te liggen. De Fransen willen het nog altijd niet weten dat de gendarmerie heeft geholpen bij de Jodentransporten.”

Bent u gelovig?

„Bij een voordracht in Keulen stelde iemand mij ook eens die vraag. De man zei dat iemand die zo’n project neerzet wel in God moet geloven. Daarop antwoordde ik dat geloof een persoonlijke zaak is waar een ander niets mee nodig heeft. Laat ik er dit van zeggen: „Jezus spreekt mij bijzonder aan.””

Bent u er altijd bij als de stenen worden gelegd?

„Bijna altijd. De komende dagen mag ik naar Oberhausen, Essen, Bremen, Hamburg, Schwerin en zo gaat het maar door. Het afgelopen jaar was ik 235 dagen onderweg.”

Hoe verklaart u het succes?

„Moeilijk te zeggen. Zelf had ik nooit gedacht dat het zo veel weerklank zou vinden. Wat je ziet is dat nabestaanden van de slachtoffers het uitdragen. Zij zijn er blij mee en vertellen het verder.

Tegenwoordig heb je natuurlijk ook internet. Bij een steenlegging in Oslo was een Amerikaanse Jood uit Honolulu. Hij wist niet dat zijn grootvader door de nazi’s in Noorwegen op transport was gezet, omdat daar thuis nooit over was gesproken. Op Google had hij de naam van zijn grootvader ingevoerd en zo kwam hij erachter dat er in Oslo een Stolperstein van zijn grootvader werd geplaatst. Toen had hij het zijn vader gevraagd en kwam het hele verhaal. Daarop besloot hij naar Oslo te gaan.”

U hoort de meest ongelooflijke verhalen.

„Ik heb het een keer meegemaakt dat via deze Stolpersteine vijf gezinnen uit twee familielijnen elkaar ontmoetten. Toen was het: „We zijn familie van elkaar.” Tranen vloeiden, onvoorstelbaar. Via de stenen kwamen ze elkaar tegen. Vijf gezinnen uit drie continenten vonden elkaar weer.

In Bremen maakte ik het mee dat de ouders in Auschwitz waren omgekomen, maar de dochters hadden de oorlog overleefd. Toen heb ik ook stenen gemaakt voor die twee overlevenden. De twee dochters waren erbij toen die vier stenen werden gelegd. Ze vonden het prachtig dat ze daar met hun ouders lagen. Ze waren samen.

In Nederland legde ik stenen in het plaveisel van een gezin. De vader was in Mauthausen omgebracht, de moeder en de vijf kinderen op één dag in Auschwitz. Dat grijpt het me aan en dan ben ik sprakeloos. Het leggen van stenen wordt nooit een routineklus. Iedere steen is een mens.”

Hoe reageren jongeren op de stenen?

„Heel aardig. Er zijn in Duitsland twee gemeenten waar de scholen een verzoek hebben ingediend voor struikelstenen. Dat is mooi, want als jongeren een verzoek indienen kan het gemeentebestuur geen nee zeggen. In het ene geval, dat was op het eiland Wangerooge, was een klas naar Berlijn geweest. Daar hadden leerlingen de Stolpersteine gezien. Toen de lerares het waarom van de stenen had uitgelegd vroegen de leerlingen hoe dat eigenlijk op het eiland zat. Hadden daar Joden gewoond? Terug op het eiland zochten ze alles uit. Er had één Joods gezin gewoond: een ouderpaar met twee kinderen, vier slachtoffers. Toen hebben de leerlingen het voor elkaar gekregen dat er op het eiland Stolpersteine voor dat gezinnetje kwamen te liggen.

Kinderen kunnen zich bij 6 miljoen slachtoffers weinig voorstellen. Dat blijft ergens abstract voor hen. Maar als je zo’n familiegeschiedenis hebt, gaat het voor hen leven. Dan gaan ze naar de straat waar die mensen hebben gewoond en gaan ze beseffen: de kinderen of de kleinkinderen van de mensen die hier zouden hebben gewoond zouden onze klasgenoten zijn geweest of onze vrienden. Dat raakt ze.”

U bent beeldhouwer. Komt u daar nog aan toe?

„Nee, het leggen van de stenen neemt al mijn tijd in beslag. Ik heb nog wel een aantal ideeën, maar het omzetten van die ideeën kost al snel een jaar tijd. Dan kan ik geen stenen leggen. Dus dat doe ik niet.”

De Stolpersteine zijn niet echt een kunstwerk waar mensen naar gaan kijken vanwege hun schoonheid. Hoe moet ik dat zien?

„De stenen zijn een sociaal kunstwerk. Ik noem het altijd een decentraal monument. En, het is het grootste ter wereld. Het leggen van de stenen is op zich niets bijzonders maar toch, wat ik op straat meemaak maakt geen kunstenaar in zijn atelier mee.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer