Hulp bij afscheid van de neonazi’s
Eens een neonazi, altijd een neonazi. Zo ligt het zelfs voor hen die de beweging willen verlaten. Tanja Privenau was ooit een fanatieke rechts-extremistische activiste. Toen ze ervoor wilde vluchten, vond ze nauwelijks hulp. Al negen jaar kijkt ze over haar schouder, uit angst vanwege haar duistere verleden. Nu is er voor het eerst erkenning.
Privenau is een beruchte naam. Dat komt door Markus Privenau, een van de bekendste neonazi’s van Noord-Duitsland. Het avondeten –stipt om 18.00 uur– opende hij steevast met de spreuk: „De Duitsers het brood, de Joden de dood.” Als zijn dochtertje op de piano een stuk van een Joodse componist oefende, sloeg hij het pianodeksel hard op haar vingers.
Markus mishandelde zijn vrouw Tanja en de kinderen. Toen ze hoogzwanger was, trapte hij met al zijn kracht in haar buik. In 2005 besloot ze dat het zo niet verder kon. Haar wereld draaide om haat en geweld. Daar wilde ze haar kinderen niet langer aan blootstellen. Ze vluchtte.
Sindsdien wordt ze achtervolgd door Markus, die haar met doodsbedreigingen en gerechtelijke bevelen achterna zit. Hij wilde zijn kinderen terug en haalde bijna zijn gelijk. Totdat het constitutioneel hooggerechtshof van Karlsruhe begin dit jaar anders besloot.
Hulpeloos
Een hele opluchting voor Tanja, die nu onder een andere naam ergens anders incognito in Duitsland woont. Zo vaak hebben de Duitse autoriteiten haar immers nog niet geholpen. „Ik werd vaak gewoon weggestuurd. Ambtenaren en politiemensen wisten niet wat ze met een ex-neonazi aan moesten.”
Ze vroeg in verschillende deelstaten om hulp, maar werd van het kastje naar de muur gestuurd. „Ik kende niemand die ik kon vertrouwen.” Steun vond ze wel bij hulporganisatie Exit. „Zonder hen zouden we er allang zijn geweest.”
Exit werd in 2000 in Berlijn opgezet door politieman en criminoloog Bernd Wagner en voormalig neonazileider Ingo Hasselbach. Ze kenden elkaar nog vanuit de verhoorkamer en keiharde confrontaties. De mannen vonden dat er bitter weinig hulp was voor mensen die de rechts-radicale wereld willen verlaten. Exit begeleidt deze mensen bij dat proces.
Die weg moest Tanja lange tijd alleen gaan. Het leek vaak wel of ambtenaren hulpeloos waren, vertelt Tanja. „Hoe vaak heb ik niet te horen gekregen: Zo’n geval als dat van u hebben we nog nooit gehad!”
Een ambtenaar die haar moest beschermen, stelde voor dat ze maar beter weer haar oude leventje weer kon oppakken. „Hij zei: zo slecht is het daar toch niet?”
Opa
Tanja was nog maar dertien toen ze al in rechts-radicale kringen verkeerde. Ze werd daarin aangemoedigd door haar grootvader, die in de Tweede Wereldoorlog Wehrmachtsoldaat was en nog altijd sprak van de „goede oorlog.” Haar vader, die politiek actief was voor de christendemocratische CDU, deelde die opvattingen.
„Ik voelde me er op mijn plek. Ik werd omringd door gelijkgezinden. We gingen de straat op en demonstreerden voor „de doodstraf voor kindermisbruikers en drugsdealers.” We riepen ”buitenlanders oprotten”, en ga zo maar door.”
Toen geloofde Tanja nog in ware kameraadschap. „Pas later ervoer ik hoe de mensen in neonazikringen werden gebruikt.”
Het rechts-radicale activisme beheerste Tanja’s leven. „De hele dag stond in het teken van politieke discussies met kameraden. We waren ”politieke soldaten”. Normale vrienden heb je dan niet meer. Dat was ook niet mogelijk, want we werden erg in de gaten gehouden door de politie.”
Ze schreef artikelen, ging naar demonstraties en werd politiek actief binnen de nationalistische Freiheitliche Deutsche Arbeiterpartei (FAP).
Toen die in 1995 verboden werd, radicaliseerde de club nog meer. Tanja organiseerde workshops, leidde een kameradengroep en zette zich in voor een eerlijke behandeling van gevangenen en vrouwen.
Ze wilde zich als rechts-radicale activiste inzetten voor de ”goede zaak”. En dat strookte steeds minder met wat ze dagelijks meemaakte. De twijfel aan het gedachtegoed knaagde. Twijfel aan een leven dat haar familie en vrienden leidden. Een wereld die draait om haat en geweld. Een wereld waaraan Tanja haar kinderen niet langer wilde blootstellen.
De voormalige activiste antwoordt vlot op de vragen over haar verleden. Ze heeft het duidelijk vaker gedaan. Dan kijkt ze ineens verrast op. „Of ik ook mooie herinneringen heb? Dat is de eerste keer dat ik deze vraag krijg.” Ze denkt na en zegt dan zacht: „Eigenlijk was niets mooi. Maar het was wel geruststellend dat ik financieel gezien nergens omkijken naar had.”
Tweede kans
Het nationaalsocialistische gedachtegoed verafschuwt ze nu. „Het enige wat ik nog steeds heb, is kritiek op de regering. Maar dat is nu kritiek in plaats van haat.”
De afgelopen negen jaar waren bijzonder moeilijk voor Tanja en de kinderen. Op de vlucht voor haar man moest ze steeds weer verhuizen, de kinderen werden steeds naar een andere school gestuurd.
Het werd haar 18-jarige dochter te veel – ze pleegde zelfmoord. „Zij was zo volgestopt met nazivuilnis, de therapie heeft haar niet kunnen redden.” Met Tanja’s andere kinderen gaat het naar omstandigheden goed.
„Ik heb lang gedacht: Waarom heb ik me al deze ellende op de hals gehaald? Was het niet beter geweest als ik neonazi was gebleven?”
Daar denkt ze sinds kort anders over. „Ik ben oneindig dankbaar dat we nu een tweede kans hebben gekregen in dit leven. Een toekomst zonder nazi’s, dat is voor mij een leven zonder geweld en wapens. En dat voelt heel goed.”
De rechtszaak rond Tanja en haar kinderen is een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van het rechts-extremisme, zegt Bernd Wagner van Exit. „Voor het eerst zijn ”langdurige bedreigingen door neonazi’s” officieel erkend als gevaar.” Volgens hem een belangrijke omslag, die de deur opent voor meer steun aan mensen die ermee willen stoppen.
Inmiddels is Tanja’s leven bijna normaal geworden. „Ik hoop dat dit ooit een einde heeft. Maar ik weet ook dat ik mijn verleden altijd als een rattenstaart met me zal meeslepen.”
Zeker 184 rechts-extremistische moorden sinds de Wende
De afgelopen tien jaar dachten veel Duitsers dat het wel weer meeviel met neonazi’s na de roerige jaren 90. „Sinds de Wende zijn er zeker 184 rechts-radicale moorden gepleegd”, vertelt Fabian Wichmann van Exit.
Volgens de organisatie blijft het aantal rechts-extremisten redelijk stabiel rond de 25.000. „Maar het geweld neemt absoluut toe. Nu het NSU-proces aan de gang is (naar aanleiding van tien racistische moorden, BB) gaan bij veel mensen de ogen een beetje open.”
Wichmann bestrijdt het beeld dat de radicalen vooral uit Oost-Duitsland komen. „Direct na de val van de Muur zijn radicalen in het oosten zieltjes gaan winnen. Dat deden ze erg succesvol. In de DDR bestond al een kleine groep die zich verzette tegen de socialistische regering. De voedingsbodem was er. Samen met geld en structuur uit het westen was dat een combinatie die zorgde voor een flinke groei.”
Exit wordt met argwaan bekeken door links-radicalen, vertelt Wichmann. „Die willen geen hulp voor neonazi’s. Maar voor ons is het de enige manier om mensen los te weken. Ons hoogste doel is dat we het geweld kunnen stoppen.”
De organisatie hangt vaak posters op bij demonstraties van rechts-extremisten. „Zo kunnen ze een beetje aan ons wennen”, glimlacht Wichmann. „Mensen moeten daarna zelf met ons contact opnemen.”
Iedere ”Aussteiger” (zo’n vijftig per jaar) krijgt daarna een begeleider en een plan op maat. „We kijken hoe hun sociale leven is, hun woonsituatie. Hebben ze bijvoorbeeld werk nodig?” En wat ook niet onbelangrijk is: een nieuwe identiteit. „Eerst moeten ze een eerlijk beeld krijgen over hun eigen verleden. Daarna kunnen we werken aan een toekomst met perspectief.”