Christenen in Syrië beleven droevige tijden
Sinds het uitbreken van de Syrische burgeroorlog ruim drie jaar geleden is het lot van Syrische christenen er bepaald niet beter op geworden. En de nabije toekomst voorspelt weinig goeds.
De gewelddadige dood van de Nederlandse pater Frans van der Lugt in de Syrische stad Homs heeft wereldwijd veel reacties losgemaakt. Vanaf de zomer van 2011 onderhield ik via e-mail een uitgebreide correspondentie met de pater, die me steeds op de hoogte hield van de laatste ontwikkelingen in Homs. De vlucht, die vaak de vorm aannam van een gedwongen verdrijving, van 80.000 christenen uit Homs ging hem zeer aan het hart. Hij bleef zelf achter als de „laatste der Mohikanen” zoals hij aan mij zijn eigen situatie omschreef. Een roepende in een woestijn van geweld en sektarische haat. Hij beklaagde zich over het Westen, „dat de zaken in Syrië niet objectief wil zien omdat dit tegen hun belangen ingaat. En dan zijn ze er heel sterk in om ons ook nog de les te lezen.”
Pater Van der Lugt trachtte zo veel mogelijk een neutrale positie in te nemen zodat hij met alle partijen in gesprek kon blijven, wat zowel christenen als moslims in Homs ten goede kwam. Maar hij had zo zijn bedenkingen over het oppositionele Vrije Syrische Leger. Mei 2012 vroeg hij mij in een e-mail of „het goed te praten is dat de leden van het Vrije Syrische Leger de huizen van christenen intrekken en hen bestelen. En er zijn nogal wat christenen door hen gekidnapt om politieke of financiële redenen.”
De pater stuurde mij een lang artikel waar hij een aantal avonden „vaak bij kaarslicht” aan gewerkt had en waarin hij zijn gedachten over de toekomst van het christendom in Syrië formuleerde. Hij voorspelde dat de salafistische radicalen en de wahabisten de overhand zouden gaan krijgen, „wat weinig goeds voorspelt voor de christenen hier in Syrië. Velen van hen zullen dit dan ook niet afwachten.”
Door enkele dramatische oproepen die op YouTube werden geplaatst werd pater Van der Lugt wereldwijd plotseling een bekendheid, wat de grote schok bij zijn overlijden verklaart. Ontelbaar zijn echter de Syrische christenen die de afgelopen drie jaren door geweld om het leven kwamen zonder dat ze een ‘gezicht’ hadden. Hun einde voltrok zich in de anonimiteit. De dorpen en wijken waar ze woonden werden vaak met de grond gelijkgemaakt en veranderden in een aantal gevallen in maanlandschappen.
Woensdag nog kostte de explosie van twee autobommen in Homs zeker 25 mensen het leven. Onder hen waren vrouwen en kinderen. Nog eens 106 personen raakten gewond, meldde het Syrische staatspersbureau SANA. Een van de gewonden is een fotograaf van het persbureau. Het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten meldde zeker 21 doden.
De explosies deden zich voor in de wijk Karam al-Loz, waar veel alevieten wonen. Dat is de religieuze minderheid waartoe president Bashar al-Assad behoort. De eerste bom ontplofte volgens SANA nabij een snoepwinkel in een drukke straat, waarna het volgende explosief ongeveer een halfuur later afging. De explosies zouden zware schade hebben aangericht aan huizen, winkels en auto’s in de omgeving.
Na Sadad, Yabrud en Maalula staat momenteel het voornamelijk door Armeense christenen bewoonde Kessab volop in de belangstelling. Kerkleiders in Syrië hebben de afgelopen jaren steeds getracht een middenpositie in te nemen door vooral de nadruk te leggen op onderlinge verzoening.
Assyrische christenen in Syrië leden de afgelopen decennia vaak onder het feit dat het Syrische regime hen niet erkende als een aparte etniciteit. Vandaar dat een aantal Assyrische organisaties de zijde van de Syrische oppositie kozen. De Armeense christenen identificeerden zich echter veel sterker met het Syrische regime, waarbij waarschijnlijk ook de trauma’s van de Armeense genocide van bijna een eeuw geleden een rol speelden.
De kwestie van etniciteit speelde hierbij een rol van ondergeschikt belang, omdat de Armeniërs –in tegenstelling tot de Assyriërs– een eigen staat hadden –Armenië– die hen als volk vertegenwoordigde. En het is deze Armeense staat die samen met de Armeense diaspora wereldwijd de gebeurtenissen in het Syrische Kessab hoog heeft opgenomen.
Kessab ligt in het noordwesten van Syrië en werd eind vorige maand veroverd door jihadisten. Daarna sloeg de Armeense bevolking massaal op de vlucht. Deze ontwikkeling past in een patroon en is op zichzelf niet uitzonderlijk in het huidige Syrië.
Twee feiten rond Kessab raakten echter bij de Armeniërs een gevoelige snaar. Allereerst bleken de jihadisten uit Turkije te komen en hadden ze volgens sommige berichten zelfs actieve medewerking van Turkije gekregen. Vervolgens is de naam van de plaats Kessab nauw verbonden met de Armeense genocide. In 1915 werd de voltallige bevolking van Kessab door de Turken gedeporteerd. De huidige Armeense christenen in Kessab waren voor een groot gedeelte de nakomelingen van de overlevenden van deze deportatie. In sommige Armeense kranten werd de afgelopen weken zelfs gesproken over een „nieuwe genocide.”
De Veiligheidsraad in New York sprak zijn afkeuring uit over de gebeurtenissen in Kessab, maar weigerde Turkije te veroordelen of zelfs bij naam te noemen. Armeense organisaties hebben zich daarom tot de Amerikaanse Senaat en het Amerikaanse Congres gericht met het verzoek een nader onderzoek in te stellen naar de Turkse betrokkenheid bij het geweld in Kessab.
En met succes, zo bleek. Een aantal Amerikaanse politici eist nu dat de Verenigde Staten een „diepgaand onderzoek instellen naar de Turkse rol bij het faciliteren van al-Qaidaterroristen die verantwoordelijk waren voor de etnische zuivering in Kessab.” De recente gebeurtenissen in Kessab lijken de oude wonden van de Armeense genocide opnieuw te hebben geopend.
Armeense christenen lijken hierbij trouwens weinig medewerking van Europa te verwachten. Enige tijd geleden had een Armeense vriend een ontmoeting voor mij geregeld met de Armeense aartsbisschop Vahan Topalian in de Jordaanse hoofdstad Amman. Ondanks zijn gering postuur bleek de aartsbisschop een buitengewoon indrukwekkende verschijning te zijn. Zodra hij hoorde dat ik een correspondent was van een christelijke krant in Nederland begon hij een spervuur van kritische vragen op mij af te vuren. Terwijl hij de ene sigaret na de andere opstak vroeg hij mij wat wij deden voor de meer dan 80.000 Armeense christenen in het Syrische Aleppo die uit hun wijken werden verdreven.
De aartsbisschop refereerde ook aan Kessab. Aan het einde van deze audiëntie trok hij een lade open waaruit hij het Europees paspoort pakte dat hij bezat. Hij verzekerde mij met vlammende ogen dat hij uit protest tegen de agressieve heidense Europese politiek weigerde om dit paspoort nog langer te gebruiken.
Als een gekapittelde stoute schooljongen verliet ik bijna verslagen en volkomen beduusd het kantoor van de Armeense aartsbisschop.