Van Leeuwen: Samenwerking christelijke jeugdhulporganisaties komt nog net op tijd
APELDOORN. Gemeenten, scholen en zorginstellingen. De nieuwe Jeugdwet, die op 1 januari van kracht wordt, brengt ze allemaal bij elkaar. Om die reden slaan instellingen uit de achterban van de gereformeerde gezindte de handen ineen. „Het is laat, maar nog net niet té laat.”
Het zou zomaar kunnen dat de naam Samenwerking Christelijke Jeugdhulp donderdagavond al valt in de gemeenteraad van Neder-Betuwe. „Ik sluit het niet uit”, zegt SGP-gemeenteraadslid G. R. van Leeuwen met een lach. Behalve raadslid is hij ook voorzitter van de raad van bestuur van Berséba, het landelijk samenwerkingsverband van reformatorische scholen in het primair en voortgezet onderwijs dat zich bezighoudt met passend onderwijs. Zijn organisatie behoort tot de dertien instellingen die vanaf vrijdag gezamenlijk naar buiten treden onder de naam Samenwerking Christelijke Jeugdhulp. De dertien blijven zelfstandig, maar presenteren zich als één entiteit.
Op de agenda in Neder-Betuwe staat donderdagavond de nieuwe Jeugdwet, die gemeenten verantwoordelijk maakt voor het organiseren van de jeugdzorg. Op 1 januari wordt de wet van kracht. Op die datum moeten gemeenten hun zaakjes in orde hebben. Concreet: ze moeten eigen zorgarrangementen hebben opgetuigd, zoals een eerstelijnsloket waar ouders of scholen kunnen aankloppen om hulp in te schakelen. Én ze moeten instellingen waar gezinscoaches, jeugdpedagogen of gezinsvoogden werken hebben gecontracteerd, zodat die aan de slag kunnen in de gezinnen waar dat nodig is.
Neder-Betuwe buigt zich donderdagavond over de vraag: met welke instellingen gaan we in zee? Van Leeuwen zal namens de SGP betogen dat er ook zorg moet worden ingekocht bij instellingen die zich richten op de reformatorische achterban. Tegelijk ligt daar ook het probleem, want welke namen moet hij noemen? Van Leeuwen: „Als ik de hele rij van Schuilplaats, Agathos, de Vluchtheuvel, het Ds. G. H. Kerstencentrum en Eleos ga opsommen, zie ik de wethouder al denken: Daar begin ik niet aan.”
Wat Van Leeuwen wel kan zeggen, is: U moet de Samenwerking Christelijke Jeugdhulp contracteren. „De gemeente sluit dan één contract, met een partner die aan de reformatorische achterban elke vorm van gezinshulp en ondersteuning waar de gemeente verantwoordelijk voor wordt, kan bieden. Welke van de dertien organisaties wat doet, regelen we onderling.”
Reformatorische basisscholen en gemeenten raken vanaf 1 januari hoe dan ook in gesprek, zegt Van Leeuwen. Bijvoorbeeld wanneer de orthopedagoog, die overigens niet onder de Jeugdwet gaat vallen, constateert dat de begeleiding die hij aan een leerling geeft niet voldoende is, omdat er ook gezinshulp nodig is. „Elke school moet om die reden een schakelfunctionaris hebben richting de gemeentelijke zorgstructuur, bijvoorbeeld met het Centrum voor Jeugd en Gezin.”
Als de gemeente nagaat welke hulpverlener naar het gezin wordt gestuurd, wordt het voor reformatorische instellingen spannend, zegt Van Leeuwen. „Veelal zal de gemeente de grote neutrale instelling waarmee hij hoe dan ook een contract heeft naar voren willen schuiven. Op dat moment is het aan de schakelfunctionaris én aan de ouders om te zeggen: Mag het misschien ook iemand zijn die feeling heeft met onze godsdienstige achtergrond? Die functionaris en de ouders hebben dan wel hetzelfde probleem als de wethouder: wat moet er gebeuren, welke instelling is daar goed in en waar vind ik die? Wij stellen, kortgezegd, tegenover de ouders en de intermediair van de scholen: Noem de naam van het samenwerkingsverband, en het komt goed.”
Met nog acht maanden te gaan voor het in werking treden van de Jeugdwet komt de samenwerking niet bijster vlot van de grond, erkent ook Van Leeuwen. „Maar ik denk dat veel gemeenten, net zoals Neder-Betuwe, de finale besluiten over het inkopen van de zorg nog moeten nemen. We zijn laat, maar nog niet te laat.”