Kerk & religie

Stéfanus, de eerste martelaar

Sinds de kruisiging van de Heere Jezus zijn enkele tientallen miljoenen christenen martelaar geworden omwille van hun geloof. Over wie gaat het? Vandaag: Stéfanus.

8 April 2014 16:01Gewijzigd op 15 November 2020 09:54
De Leeuwenpoort van Jeruzalem wordt ook wel Stefanuspoort genoemd omdat de diaken hier vlakbij zou zijn gestenigd. beeld RD, Sjaak Verboom
De Leeuwenpoort van Jeruzalem wordt ook wel Stefanuspoort genoemd omdat de diaken hier vlakbij zou zijn gestenigd. beeld RD, Sjaak Verboom

De eerste martelaar. Die eretitel krijgt de diaken Stéfanus algemeen toegedicht, al zijn er ook martelarenboeken die Johannes de Doper als eerste noemen.

Stéfanus is een van de eerste zeven diakenen die de apostelen kort na Pinksteren aanstellen (Hand. 4). Hij is een man „vol des geloofs en des Heiligen Geestes.” Hij doet „wonderen en grote tekenen.”

Stéfanus –gezien zijn naam mogelijk een man met Griekse wortels– is ook zeer wijs, want als er vanuit de synagoge kritiek op hem klinkt, kunnen die mannen de „wijsheid en de Geest” van Stéfanus „niet weerstaan.” Dat maakte hen nog bozer. Ze porren het volk, de ouderlingen en Schriftgeleerden daarom tegen Stéfanus op. Stéfanus wordt gearresteerd en „voor de raad” gebracht om zich te verantwoorden.

Stéfanus wordt echter bijzonder gesterkt door de Heere, want de omstanders „zagen zijn aangezicht als het aangezicht van een engel.”

Stéfanus houdt daarop een lange preek, waarin de geschiedenissen van de aartsvaders, Mozes en de bouw van Salomo’s tempel passeren. Scherp wijst hij de „hardnekkigen en onbesnedenen van hart” erop dat zij de Heilige Geest weerstaan.

Boos, heel boos worden ze. Ze knersen hun tanden. Juist op dat moment gaat voor Stéfanus de hemel echter open en ziet hij „de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods.” Vol van de Heilige Geest vertelt hij dat ook.

De omstanders willen het niet horen. Ze schreeuwen zo hard mogelijk om Stéfanus te overstemmen en houden de handen tegen de oren.

Ze vallen op hem aan en werpen hem in hun boosheid buiten de stad. Daar suizen de stenen door de lucht in Stéfanus’ richting. Het lijkt hem niet te deren. Hij bidt voor zichzelf: „Heere Jezus, ontvang mijn geest.” Maar als een echte christelijke martelaar bidt hij ook voor de mannen die hem doden: „Heere, reken hun deze zonde niet toe.” Dan sterft hij. Rustig, want Lukas schrijft dat hij „ontsliep.”

Stéfanus stierf waarschijnlijk in het jaar 34, anderen zeggen 35. De inwoners van Rome geloven stellig dat het lichaam van de diaken in 415 is ontdekt en via Constantinopel naar Rome is gebracht en daar nu in het graf van Laurentius van Rome ligt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer