Schriftberijmingen: het oude geluid in nieuwe woorden
In de Kampense Bovenkerk werd zaterdagavond de uitslag van de RD-prijsvraag Schriftberijmingen bekendgemaakt. Met psalmen in de taal van nu: „Geef ademruimte als tevoren, Luister genadig, kom op tijd.”
Pseaume 23, koraal en variatie. Sereen klinken de tonen van de eeuwenoude melodie door de gewelven van de Bovenkerk, gespeeld op blokfluit door Alice Gort-Switynk. Even later zingt het koor: „Mon Dieu me paist, sous sa puissance haute” – „Mijn God geeft me voedsel, Zijn verheven macht behoedt me.” Een berijming van Psalm 23 in de woorden van de zestiende-eeuwse dichter Clement Marot.
In Kampen klonken de psalmen zaterdagavond in allerlei talen: het Frans, de oertaal van de Reformatie; het Duits, de taal van het lutherse kerklied; het Engels, de taal van de anglicaanse traditie. En natuurlijk het Nederlands: de taal van Datheen en Lodenstein, van Meeuse en Jan Wit, van ‘1773’ en van de prijswinnaars van de RD-wedstrijd. De drie winnaars en de publiekswinnaar werden bekendgemaakt tijdens een concert van Vocaal Ensemble Magnificat onder leiding van Margreeth Verboom.
Waarom maken we psalmberijmingen? Vanwaar dat zwoegen en zweten, dat kauwen op de achterkant van een potlood, dat uren naar een beeldscherm turen, zo vroeg RD-redacteur en jurylid Jaco van der Knijff zich af. „Waarom doen we dat? Misschien omdat we ergens aanvoelen dat wie op deze manier met een tekst omgaat, heel dicht bij de kern van de boodschap kan komen. Zoeken naar de poëtische verwoording van een Schriftwoord kan zo een uiting zijn van het verlangen naar God en naar het horen van Zijn stem.
Het kan ook zijn dat we juist een drive ervaren om wat we zelf in de Bijbel gehoord en geproefd hebben, door te geven. We willen graag met Gods woorden het hart van een ander bereiken, en kiezen daarvoor de dichtvorm. Omdat juist die vorm harten kan treffen.”
Van der Knijff constateert dat juist dichterlijke vrijheden vaak een eigen leven gaan leiden en dierbaar worden. Hij noemt Psalm 68:11: „Uw hoop woonde daarin; Gij bereidet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God!” Van der Knijff: „Juist de woorden van 1773 werden geliefd als vertolking van het bevindelijke leven: „Uw hoop, Uw kudde woonde daar;/ Uit vrije goedheid waart Gij haar,/ Een vriendelijk beschermer.” En in diezelfde psalm: hoe vaak zullen de woorden „Hij kan, én wil, én zal in nood” niet geciteerd zijn op de preekstoel en in het pastoraat? Terwijl ze in de Bijbeltekst niet voorkomen.”
Prachtig om al die liederen uit de traditie van de kerk te horen, zegt RD-redacteur en jurylid Enny de Bruijn als ze de uitslag van de wedstrijd bekend gaat maken. „Een traditie blijft natuurlijk alleen maar een traditie als er ook vandaag nieuwe dichters zijn die, elk op hun eigen manier, het oude geluid in nieuwe woorden verder dragen, de toekomst in.”
Zelf een berijming maken van een psalm of andere Bijbeltekst is een persoonlijk gebeuren, maakt De Bruijn duidelijk. „Het is onvermijdelijk dat in het gedicht dat je maakt, ook je eigen gevoel bij dat stukje uit de Bijbel doorklinkt. Het is dat persoonlijke element waardoor er zo veel discussie over berijmingen mogelijk is. (…) Toen de RD-prijsvraag over Schriftberijmingen net was aangekondigd, zei iemand tegen mij: „Het lijkt me wel mooi, maar ik zou dat nooit durven. Dan moet je iets van je eigen beleving van de Bijbeltekst laten zien, en wie zegt dat je die tekst op de góéde manier beleeft?”
Na de prijsuitreiking worden er blaadjes uitgedeeld met de winnende liederen van Arie Maasland. Organist Dick Sanderman laat het Hinszorgel klagen, de aanwezigen zingen Psalm 4 in de taal van nu: „Wanneer ik roep, wilt U dan horen/ o God van mijn gerechtigheid?/ Geef ademruimte als tevoren/ Luister genadig, kom op tijd.”