Dirkslandse prediker Johannes van der Kemp was een bekende onbekende
Sommige boeken maken een auteur beroemd, sommige auteurs maken een boek beroemd, maar een enkele keer gebeurt het dat een schrijver niet meer lijkt te zijn dan een naam op een kaft. Dat is misschien het geval bij Johannes van der Kemp.
Wie Van der Kemp zegt, doelt meestal niet op de predikant die rond 1700 Dirksland diende, maar op de door hem geschreven verklaring van de Heidelbergse Catechismus. Wie was de man achter dit doorwrochte werk? Eigenlijk komen we daar niet goed achter.
Van der Kemp werd in maart 1664 te Rotterdam geboren. De exacte datum is niet bekend, maar hij werd gedoopt op de twintigste van die maand en men was destijds niet gewoon de doop wekenlang uit te stellen. Zijn ouders waren Cornelis van der Kemp en Trijntje Jacoba Queborn (soms ook Van Andel genoemd). Over zijn jeugd en vroege volwassenheid is vrijwel niets bekend. Het eerstvolgende vaststaande feit is dat hij in 1692 als proponent te Dirksland werd bevestigd.
De 28 jaar daarvoor bracht Johannes in ieder geval grotendeels in Rotterdam door. Bekende predikanten die daar in deze periode stonden, waren Franciscus Ridderus en Wilhelmus à Brakel. Abraham Hellenbroek kwam er drie jaar nadat Van der Kemp in Dirksland was bevestigd. Dat deze drie mannen (die in reformatorische kringen nog altijd bekend zijn en gewaardeerd worden) aan Rotterdam verbonden waren, wil niet zeggen dat het er destijds voluit volgens de idealen van de Nadere Reformatie en het gereformeerd piëtisme aan toeging.
Misschien was Johannes er als negenjarig jongetje bij toen op 28 januari 1674 proponent Van Someren de gemeente tegen predikanten en overheid ophitste. De predikanten Ridderus en Grebber sommeerden hem van de kansel te komen, maar hij weigerde, werd door de kerkenraad letterlijk aan zijn jas getrokken, om uiteindelijk door de burgemeester van de kansel gehaald te worden. Van Someren hing een sektariër aan die een aards koninkrijk van Christus verwachtte dat met geweld gevestigd zou worden.
Hoewel er in Rotterdam beslist sympathie bestond voor het streven van Willem Teellinck en zijn navolgers naar een nadere reformatie, was Jacobus Koelman van mening dat er in de stad veel te weinig werd gedaan om dit te bevorderen. Koelman verbleef een deel van deze periode te Rotterdam, maar de kerkenraad weigerde de uit Sluis verbannen predikant tot de kansel toe te laten. Al was de havenstad dan in zijn geheel een gereformeerde stad, de gereformeerden toonden zich niet altijd vredelievend ten opzichte van elkaar. Voetianen en coccejanen bestreden elkaar en deze partijen waren onderling ook niet altijd eensgezind. In Rotterdam had de voetiaanse richting de overhand.
Waarschijnlijk heeft Johannes de Latijnse school in zijn geboorteplaats doorlopen en aansluitend de illustere school, die voorbereidde op het academisch onderwijs. In dat geval heeft hij onderwijs genoten van Pierre Bayle, die geldt als voorloper van de verlichting.
We weten niet welke academie hij bezocht. Leiden ligt voor de hand qua afstand, maar gezien de voetiaanse ligging van de Rotterdamse predikanten en ook van Van der Kemp, was een keuze voor een andere universiteit niet onmogelijk.
Dirksland
Op het moment dat hij bevestigd werd, was Van der Kemp bijna 28 jaar oud. We weten niet wat de reden is van deze voor die tijd relatief hoge leeftijd om predikant te worden. Waarschijnlijk was het aanbod van predikanten en proponenten simpelweg groter dan de vraag. Ook Bernardus Smijtegelt (een jaar jonger dan Van der Kemp) moest om die reden enkele jaren op een eerste beroep wachten.
Van der Kemps voorganger in Dirksland was Jacobus Fruytier. Deze had op 25 november 1691 afscheid gepreekt. De Dirkslandse gemeente bleef niet lang vacant, want al op 17 februari 1692 nam Johannes van der Kemp er de herdersstaf op. Het bleef zijn enige gemeente; hij zou er ruim 26 jaar staan.
Een 17e-eeuwse kaart van Dirksland laat zien dat het dorp of de ambachtsheerlijkheid slechts uit enkele bebouwde straten rond de kerk bestond, met daaromheen velden en boerderijen. Dirksland was een agrarische gemeenschap, maar had destijds ook een haven. In Van der Kemps periode vonden er geen grote ontwikkelingen te Dirksland plaats. Wel blijkt dat de betekenis van het dorp in de regio in dit tijdsbestek iets toenam.
In Dirksland schreef Van der Kemp al zijn geschriften. In 1710 verscheen er een catechetisch werk over de verbonden, waarin de voetiaans georiënteerde Van der Kemp een coccejaans idee gebruikt door vrijwel de gehele geloofsleer onder te brengen in de verbondsleer. In 1743 gaf zijn zoon het opnieuw uit.
Een jaar later verscheen er een brief over de rechtvaardiging, die in 1731 samen met twee andere brieven over dit onderwerp uit 1716 gebundeld werd in ”Drie ondervindelijke brieven”. Na zijn dood verscheen de inmiddels zeldzame ”Schets en gebouw der voorbeelden” (1736), waarvan een exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek te vinden is. Wanneer dit werk is geschreven, is niet bekend.
Dat geldt ook van misschien wel zijn bijzonderste werk: ”Emanuels ondertrouw”, waarin in briefvorm de ondertrouw tussen Christus en Zijn kerk wordt beschreven. Op het titelblad omschreef de auteur zichzelf als iemand die liever nooit geboren dan nooit aldus ondertrouwd was. Deze brieven zijn geschreven vanuit de ervaring; verwondering over de Heere en schaamte over zichzelf, aanvechtingen en vertroostingen worden op tere wijze verwoord. Het doet wat vreemd aan dat Van der Kemp ook Christus als briefschrijver in dit boekje opvoert, die Zijn bruid vermaant niet zo laag van Hem te denken dat Hij Zijn woord zal breken vanwege haar ontrouw, maar toch is dit werkje een juweel onder de bevindelijke geschriften. In zijn catechismusverklaring leren we de opvattingen van Van der Kemp kennen, maar in ”Emanuels ondertrouw” kijken we hem recht in het hart.
In het ”Biographisch Woordenboek der Nederlanden” van de 19e-eeuwse letterkundige Van der Aa staan nog twee publicaties vermeld waarvan verdere sporen ontbreken: ”Gods verbonden in ’t klein”, dat al uitgegeven moet zijn in 1694, en ”Eerste beginselen der woorden Gods”. Als Van der Aa zich niet in de auteur vergist heeft, liggen er misschien nog ergens exemplaren van deze werken te wachten op herontdekking.
Catechismusverklaring
In 1717 verscheen het werk dat de naam van Van der Kemp tot op heden bekendheid geeft: ”De Christen geheel en al het eygendom van Christus in leven en in sterven, vertoont in 53 predikatiën over de Heidelbergsche Catechismus”. Dat aantal van 53 preken roept vragen op: waarom juist 53 preken, terwijl de catechismus verdeeld is in 52 zondagen? Aan welk onderwerp besteedt Van der Kemp een extra zondag, en waarom juist daaraan?
Zondag 3 en 4 worden behandeld in drie preken over respectievelijk de vragen 6 en 7, 8 en 9 en 10 en 11. Van der Kemp legt hiervan geen verantwoording af, maar uit zijn woorden valt op te maken dat hij deze verdeling beter vindt, omdat in vraag 6 en 7 God als oorzaak van het goed en de mens als oorzaak van het kwaad wordt aangewezen. In vraag 8 wordt een leer voorgesteld, waarna een tegenwerping daarop in vraag 9 wordt behandeld, en datzelfde geldt voor de vragen 10 en 11.
Maar er was waarschijnlijk nog een ander motief. Dat moeten we zoeken in het optreden van de predikant Pontiaan van Hattem (1645-1706), die actief was in Sint Philipsland en Bergen op Zoom. Hij verbond de filosofie van Spinoza met het christelijk geloof. Een kernpunt van zijn opvatting was dat alles vanwege Gods besluit noodzakelijk is, dat een mens daarom de zonde eigenlijk niet aan te rekenen is, ofwel eigenlijk geen zondaar zijn kan, en dat een mens door het gebed niets bij God gedaan kan krijgen.
Van der Kemp was er veel aan gelegen om deze dwalingen grondig te bestrijden en stond waarschijnlijk om die reden uitgebreider stil bij de oorzaak, de aard en de strafwaardigheid van de zonde. Hij verdedigde tegenover de remonstranten vurig dat de mens onmachtig is om het goede te willen, en tegelijkertijd ageerde hij even vurig tegen de hattemisten dat de mens vrijwillig het kwade kiest. Het is maar de vraag hoeveel sympathie er tegenwoordig onder reformatorischen heimelijk voor deze hattemistische dwaling bestaat, en zelfs hoevelen deze ketterij voor goed gereformeerd aanzien. Alleen dat vermoeden al rechtvaardigt een pleidooi voor het grondig bestuderen van deze zondagen uit Van der Kemps catechismusverklaring.
Deze verklaring werd een van de bekendste en meest gebruikte uit de geschiedenis. Tientallen drukken verschenen er. In 1810 kwam er in de Verenigde Staten zelfs een Engelse vertaling van de pers.
Nageslacht
Rond zijn 28e verjaardag trad Johannes van de Kemp in het huwelijk met Alida Rogge. Het echtpaar kreeg twee kinderen. Zo weinig als we weten over Johannes en zijn voorgeslacht, zo veel is er bekend over zijn nakomelingen. Johannes’ zoon Cornelis trad in de voetsporen van zijn vader en werd predikant. Cornelis’ ene zoon, Johannes Theordorus, werd als zendeling uitgezonden, terwijl zijn andere zoon, Diederik ook predikant en later hoogleraar werd. Een kleinzoon van Diederik was Reveilman Carel Marie van der Kemp, die het als jurist voor de afgescheidenen opnam.
Op 17 november 1718 beklom Johannes van der Kemp voor het laatst de kansel om Gods Woord te bedienen uit 1 Petrus 4:11. Tijdens de preek zakte hij plotseling voor het oog van de gemeente in elkaar. Vlug werd hij naar zijn woning gebracht, maar hulp mocht niet meer baten. Korte tijd later overleed hij, slechts 54 jaar oud. Zijn grafsteen is te vinden in het koor van de Dirkslandse kerk.
Johannes van der Kemp, een bekende naam maar een onbekend gebleven persoon. En toch, als we op grond van zijn geschriften één ding over hem mogen geloven, dan is het dat hij van God gekend was en God had leren kennen.
Lees on Digibron
Ds. Johannes van der Kemp, Immanuëls ondertrouw – recensie door ds. G. Hoogerland (De Saambinder, 21-07-2005)
Johannes van der Kemp, Drie bevindelijke brieven over de rechtvaardigmaking – recensie (De Saambinder, 02-01-1992)