Reusachtig bouwpakket van versneden potvis
LEKKERKERK. Het skelet van een potvis die afgelopen zomer op Terschelling aanspoelde ligt nu in talloze stukken in het Zuid-Hollandse Lekkerkerk. Aan zoölogisch preparateur Bas Perdijk de taak om het geheel zorgvuldig te reconstrueren. „Toen we met ontleden begonnen, woog hij nog 31 ton.”
In de loods trekken de enorme ruggenwervels direct de aandacht. Netjes op volgorde in elkaar gehaakt liggen ze op een meterslange rij werktafels. De bijbehorende overmaatse botten liggen overal in de ruimte eromheen gegroepeerd.
Perdijk (57) week speciaal voor de klus uit naar deze loods, diep in de Krimpenerwaardse polder. De knekels behoren tot de onfortuinlijke mannelijke potvis Sil. Hij spoelde eind juli op Terschelling aan.
Omdat de burgemeester van dat eiland geen trek had in een bloederige ontleding op het strand, versleepte een bergingsbedrijf het dier naar Harlingen – die gemeente zag wel wat in het skelet vanwege haar walvisvaarthistorie. „Die tocht heeft heel wat moeite gekost. Een dode potvis drijft niet, dus hij is onder water versleept. Met een touw aan zijn staart hebben ze hem voortgetrokken. Zo probeerden ze hem ook uit het water te trekken, maar dat ging niet.” Hij pakt een staartwervel van de tafel. „Deze is hierdoor verbrijzeld, kijk maar.”
Toen het dier eindelijk op de wal lag, volgde een smerig karwei voor het team van natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden – wettig eigenaar van aangespoelde zeereuzen. „De kop was het grootste werk”, verzucht teamlid Perdijk. „Toen het vlees er nog op zat woog hij 6 ton. Het was een ramp om hem schoon te snijden: niet alleen de huid, ook het vlees was van heel hard materiaal. Net bandenrubber.” Ook qua geur was het werk afzien, zegt Perdijk „Die stank krijg ik niet meer uit mijn kleren. Zelfs mijn handen en huid roken er nog dagenlang naar.”
Nadat het meeste vlees grofweg was weggehakt, kreeg de zelfstandig preparateur uit Lekkerkerk –een van de weinigen in Nederland– de zorg voor het bloederige karkas. „De stukken deden we in speciale gaasmanden. Onder meer door rotting en het wegsnijden van vlees bleef uiteindelijk het schone geraamte over.”
Omdat de potvis een beschermde diersoort is, mochten de preparateurs niets van het beest gebruiken. Perdijk: „Boven in de kop zat bijvoorbeeld 3000 liter spermaceti. Dat gebruikt een potvis om te kunnen duiken, tot zo’n 2 kilometer diepte.” Vrij kostbaar spul, weet hij. „We moesten het vernietigen, net als de rest van het dier.”
De botten arriveerden op 21 februari in Lekkerkerk. Na een week voorbereidingen begon de preparateur eind vorige week, geassisteerd door vrijwilligers, met de eerste fase: het prepareren van de 46 ruggenwervels tot één ruggengraat. „Met een diamantboor maken we gaten in de wervels. Niet omdat het bot zo hard is, maar om een mooi rond gat te snijden.”
Het betekent nauwkeurig rekenwerk: de stukken moeten uiteindelijk zo vloeiend mogelijk in elkaar grijpen. Een dikke roestvrijstalen stang moet ze tot een natuurlijke, welvende vorm aan elkaar rijgen. „Het buigen van dat metaal in de juiste vorm wordt ook een heel werk”, zegt Perdijk. „Vervolgens gaan we de ribbenkast erop bouwen.” Ook de kop –waarvan delen zijn afgebroken– komt eraan vast te zitten.
Het bouwpakket zou een doorgewinterde doe-het-zelver grijze haren bezorgen. De botten zijn niet eens genummerd. Dat is niet nodig ook, vindt de preparateur. „Het is een puzzel die maar op één manier in elkaar past.”
Eind juni moet de klus geklaard zijn. „Begin juli beginnen de The Tall Ships Races in Harlingen. Dat is een race met de grootste zeilschepen ter wereld, vooral bedoeld voor jongeren. De gemeente wil de potvis dan klaarhebben. Dat wordt flink doorwerken maar het gaat wel lukken.”