Gevangen in angst rond moskee in Bangui
Rond een moskee in Bangui leven 2000 moslims in angst. Ze zijn omsingeld door vijandig gezinde antibalakarebellen, die geregeld granaten naar hen gooien. Intussen slaat de honger toe. Mark Wallet
Er valt enkel wat gefilterd licht in de ruimte achter de moskee van PK12, een wijk van de Centraal-Afrikaanse hoofdstad Bangui. In een hoek ligt Zakarias, 13 jaar. Hij is vel over been en kan slechts met moeite overeind komen. Hij heeft tuberculose. Naast hem ligt een meisje, al even ziek.
Een vader heeft hij niet meer: vermoord in de onlusten van de laatste maanden. Het is de realiteit van veel kinderen in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR).
Wat maakt Zakarias nog mee van de situatie rond de moskee? Er leven momenteel zo’n 2000 mensen rond het gebedshuis. ’s Nachts is er binnen plaats voor zo’n 800 tot 1000 ouderen en kinderen. De rest slaapt buiten.
Iedereen leeft hier in angst. De weg langs de moskee is aan twee zijden afgegrendeld door Franse militairen; ’s nachts komen troepen van de Afrikaanse Unie de moskee bewaken. Maar het biedt onvoldoende veiligheid. De wijk is omsingeld door militanten van de antibalaka. Ze slaan toe, dagelijks, met granaten of met kogels.
„Gisteren nog”, wijst Djonamadji Abakar naar een boom. „Toen viel daar een granaat.” Op de plaats zitten nu een paar vrouwen en kinderen op een mat. „We zitten hier voortdurend in spanning. Elke minuut”, zegt hij. Er sterven volgens hem iedere dag mensen door de aanslagen. „Alsof we dieren zijn.”
Langs de kant van de weg staan de koffers hoog opgetast, soms afgedekt met wat stukken zeil en plastic. „Iedereen wil hier weg”, zegt Abakar. „Er is nauwelijks eten meer en ook geen medicijnen.” De mannen rond Abakar knikken.
De sfeer in het kamp is gastvrij, er wordt thee geschonken voor de gasten en ze worden welwillend rondgeleid. Alle aandacht is welkom, het zijn strohalmen waaraan de bewoners zich vastklampen, in de hoop op een oplossing.
De 2000 moslims voelen zich opgesloten. Achter de Franse wegversperringen wonen de christenen. En daar zijn ook de antibalaka. Die zullen hen niet doorlaten. Bij eerdere konvooien met vluchtelingen zijn mensen bruut van de vrachtwagens getrokken en op straat gelyncht.
Soms proberen buurlanden hun burgers met zwaar militair vertoon uit de CAR te halen, zoals vorige week. Tsjadische legertrucks rolden Bangui binnen om Tsjadische moslims op te halen. Het leidde tot zware gevechten tussen het leger en antibalaka-eenheden. Doden en vele gewonden waren het gevolg. De actie ging aan het kamp rond de moskee voorbij.
Een groot probleem rond de moskee is ondervoeding. In een tent ligt de 85-jarige Zara Hawaou, een vaal kleedje over haar lijf geslagen. Ze zegt dat ze al twee dagen niet heeft gegeten. Haar wangen zijn ingevallen, de gerimpelde huid hangt losjes over haar botten. Buiten zit haar jongere evenbeeld. En even verderop nog één.
Noodhulporganisaties als Artsen zonder Grenzen en Unicef proberen hulp te bieden aan de mensen rond de moskee. Maar ook dat stuit op problemen. Unicef probeerde diverse malen voedsel te brengen, maar het transport kwam het christelijke deel van de wijk niet door. „De mensen rond de moskee zijn totaal gevangen door angst”, vat noodhulpcoördinator Martine Flokstra van Artsen zonder Grenzen in Bangui de situatie samen. „We verlenen medische hulp, maar we maken ons grote zorgen over het voortgaande geweld. Dat maakt de hulpverlening ook moeilijker.”
Of de ontheemden nog een toekomst in de CAR voor zich zien? „Ik ben niet boos op de christenen”, zegt imam Isawoud Abdoulaye in de tuin bij zijn huis naast de moskee. „Wij hebben geen problemen met hen. Maar ik constateer dat ze in dit land geen moslims meer willen.”
Hij zegt niet te weten waarom. Dat het met de wreedheden van de islamitische Sélékarebellen in de afgelopen maanden te maken heeft, gelooft hij niet. Sélékarebellen trokken vorig jaar moordend en plunderend door het land en vielen systematisch christenen aan. Het leidde tot de tegenactie van de antibalakamilities. „De problemen in dit land bestonden al voor Séléka”, zegt de imam echter. „Wij werden allang beschouwd als onechte inwoners van de CAR. We hoorden hier eigenlijk niet.”
De hulpimam, die ook is aangeschoven, knikt. „Het is een identiteitsprobleem. Maar al onze huizen en winkels zijn nu verwoest. Al ons geld is ons afgenomen. Een nieuw leven hier wordt ons bijna onmogelijk gemaakt.”
Abakar heeft er eveneens een hard hoofd in dat de moslims binnen afzienbare tijd weer in vrede samen zullen leven met de christenen. „We kunnen hier nu niet blijven en ook in de nabije toekomst niet. Maar als het weer werkelijk vrede is, zullen we terugkeren. Hier horen we.”
Hij voelt in zijn broekzak en toont zijn identiteitsbewijs. „Kijk”, zegt hij, wijzend op zijn geboorteplaats in de CAR. „Hier ben ik geboren. Dit is mijn land.”
Ondervoeding in CAR probleem
Ondervoeding begint in de hele CAR een nijpend probleem te worden. De voedselprijzen in het land zijn de laatste maanden exponentieel gestegen, mede omdat de handel grotendeels in islamitische handen was en de moslims zijn gevlucht. Voedseltransporten bereiken de hoofdstad niet omdat ze onderweg naar de stad worden aangevallen. Chauffeurs weigeren nog naar de stad te rijden vanwege de onveilige situatie. Het hele gebied tussen de grens en Bangui wordt gedomineerd door antibalaka-eenheden.
In de ziekenhuizen van Bangui ligt het resultaat in veelvoud: vermagerde volwassenen en zwaar ondervoede kinderen. Zoals de elf maanden oude Joyel, die buiten een ziekenhuiskamer op schoot bij haar tante ligt. „Hij dringt alleen maar een beetje melk”, zegt ze. „Meer hebben we niet.”