Binnenland

Passend onderwijs voor kinderen met ernstige spraak- of taalproblemen

Hoe geef je kinderen met ernstige spraakproblemen of taalmoeilijkheden een plaats binnen het reformatorisch onderwijs? Daarvoor lopen er momenteel twee proefprojecten: in het speciaal onderwijs op de Ds. D. A. Detmarschool in Ede en in het reguliere onderwijs op de Rehobothschool in Geldermalsen.

L. Vogelaar

11 February 2014 17:50Gewijzigd op 15 November 2020 08:46
Extra taalbegeleiding op de Rehobothschool in Geldermalsen. beeld Rehobothschool
Extra taalbegeleiding op de Rehobothschool in Geldermalsen. beeld Rehobothschool

De school in Geldermalsen startte dit schooljaar met een mediumarrangement taalontwikkelingsstoornissen (TOS). Medium, dat betekent dat het kind op een reguliere school blijft, maar dat wekelijks wordt bekeken wat het kind nodig heeft. „Een mooi voorbeeld van samenwerking tussen het primair onderwijs en cluster 2 van het speciaal onderwijs”, stelt drs. B. Ordelman, die de proefprojecten coördineert binnen Berséba, het reformatorische landelijke samenwerkingsverband tussen primair en speciaal onderwijs.

Berséba schakelde daarvoor Koninklijke Kentalis in. Deze ruim 220 jaar oude organisatie verzorgt diagnostiek, zorg en onderwijs voor mensen met beperkingen in horen en communiceren doordat ze doofblind, doof of slechthorend zijn, of een taalontwikkelingsstoornis hebben, of autisme met problemen in spraak en taal. Kentalis probeert nu binnen de reguliere scholen passend onderwijs voor leerlingen met TOS te organiseren, zegt projectleider Ria Niessen.

Twee keer per week komt Ineke van der Heijden, ambulant begeleider van Kentalis, naar de Rehobothschool om kinderen te helpen. Elke vrijdag komt er ook een logopediste over de vloer.

De proef in het Betuwse dorp richt zich vooral op jonge leerlingen: ernstige spraak- en taalmoeilijkheden (ESM) moeten zo vroeg mogelijk worden herkend en bijgestuurd.

Preventief meeliften

De groep in Geldermalsen telt elf leerlingen. Vier van hen hebben een indicatie gekregen, en daardoor ontvangt de school van de overheid een vergoeding voor de extra hulp die deze kinderen krijgen. Samen met Kentalis heeft de school voor elk kind een handelingsplan opgesteld.

„De andere zeven leerlingen liften mee”, zegt schoolleider P. Dirksen. „Zij hebben ook baat bij de extra begeleiding. Bij sommigen is de hulp vooral preventief, omdat ze op taalgebied wat zwakker dan gemiddeld zijn.”

Ambulant begeleider Van der Heijden gaat met twee of meer kinderen enige tijd buiten de klas aan het werk. Daarbij richt ze zich onder meer op uitbreiding van de woordenschat, het benoemen van dingen en het uitbeelden van woorden. Omdat het groepje klein is, worden kinderen uitgelokt om mee te doen. En dat werkt. „Het kind wordt uitgedaagd, zodat zijn talenten tot ontplooiing komen.”

Twee kinderen uit groep 3 gaan tweemaal per week een halfuur de klas uit en krijgen dan van de ambulant begeleider ”taal in blokjes” aangeboden. In deze methode, ontwikkeld door Thalita Boumans, verbinden kinderen onder meer klanken aan kleuren, waardoor ze deze beter kunnen onthouden.

„Het heeft ervoor gezorgd dat mijn zoontje, dat PDD-NOS heeft, veel rustiger is geworden”, zegt een moeder. „Hij gaat erg vooruit.” „De kinderen vinden het leuk”, beamen andere ouders. „Ze worden echt heel snel in het neerleggen van een woord in blokjes of het inkleuren van een pagina.”

”Taal in blokjes” werd op de Geldermalsense school al aangeboden aan leerlingen met dyslexie (woordblindheid). Nu wordt het ook toegepast bij ESM. Die groepen overlappen elkaar overigens gedeeltelijk: ongeveer de helft van de kinderen met spraak/taalmoeilijkheden heeft ook enigermate last van dyslexie.

Elkaar aankijken

Met twee andere leerlingen uit groep 3 wordt aan de communicatieve vaardigheden gewerkt. „We oefenen bijvoorbeeld het aandachtig luisteren, want dat is de basis van het leren”, legt Van der Heijden uit. „De kinderen ontdekken bijvoorbeeld dat als je elkaar aankijkt, het beter lukt om rustig tegen elkaar te praten. Ook begrijpelijk vertellen is een aandachtspunt. Veel kinderen springen van de hak op de tak en voelen zich vervolgens niet begrepen.”

Interactief voorlezen is een andere activiteit. „Ik probeer aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen. Als ze een verband met hun eigen ervaringen kunnen leggen, ontstaat er grotere betrokkenheid.”

Met drie leerlingen uit de bovenbouw vormde Van der Heijden een communicatiegroepje om hun te leren hoe ze bij een gesprek kunnen aanhaken, hoe ze verduidelijkingsvragen kunnen stellen en hoe een gesprek op een goede manier wordt beëindigd.

Van der Heijden werkt veel met een iPad. „Dat is voor de leerlingen heel aantrekkelijk: „Heeft u filmpjes?” Maar ik gebruik het apparaat om plaatjes te laten zien die bij het besproken woord passen en voor het oefenen van vaardigheden.”

Oranje prak

Over de geboden hulp wordt voortdurend contact onderhouden met de leerkracht, de ouders en soms de logopediste, zodat die het geleerde ook met de kinderen in praktijk brengen.

Met de ouders is er in principe viermaal per jaar overleg. De school overweegt een digitaal logboek op te zetten, zegt schoolleider Dirksen. „Ouders krijgen dan een e-mail als er nieuwe informatie over het groepje is toegevoegd.”

„Ouders kunnen de geleerde woorden in het dagelijks bezig zijn verweven”, stelt Van der Heijden. „Dat is belangrijk, want een kind met spraak/taalmoeilijkheden moet een woord vaak wel vijftien keer horen voordat hij het onthoudt. Het is niet de bedoeling dat de ouders thuis extra gaan oefenen; het moet vooral op een natuurlijke manier verlopen.”

Daar valt weleens wat aan te verbeteren, zegt de ambulant begeleider. „Ik had eens een leerling die niet wist wat een wortel was. Dat verbaasde me. Wat bleek nu? Thuis werd alleen gesproken over oranje prak of groene prak. Als ouders alleen al de groenten benoemen, breidt de woordenschat van hun kinderen zich al uit. Taalontwikkeling gaat de hele dag door. Ouders kunnen daar veel aan doen.”

>>rd.nl/geldermalsen voor meer foto’s


Voorlichting ROV

De Reformatorische Oudervereniging (ROV) hield de afgelopen maand in Gorinchem, Apeldoorn en Goes regioavonden voor ouders en leerkrachten over ”Passend onderwijs, wat merken wij ervan?”

Ouders weten ervan, kennen het begrip, maar weten vaak niet wat passend onderwijs voor hun kind(eren) concreet betekent, stelt ROV-bestuurslid G. A. Lassche-van Grol. „Met name de zorgplicht van elke school, voor elk kind, is nieuw voor hen. Het gaat niet alleen kinderen aan met wie er iets bijzonders is, maar alle kinderen. Zo kan de vraag rijzen: Krijgt mijn kind nog wel voldoende aandacht wanneer er straks op onze school of in zijn klas heel veel kinderen met ADHD, syndroom van Down, asperger enzovoorts zitten omdat onze school daar goed in is?”


Passend onderwijs

Passend onderwijs betekent dat ouders hun kind –ongeacht de hulp die hij of zij nodig heeft– bij een school aanmeldt, waarna die school verplicht is mee te denken en te zoeken naar de beste plaats voor deze leerling. Dit zal in de praktijk betekenen dat gewone scholen voor basis- en voortgezet onderwijs vaker leerlingen met leer- of gedragsproblemen een plaats kunnen geven.

Passend onderwijs wordt per 1 augustus dit jaar ingevoerd. De overheid brengt dat door middel van een voorlichtingscampagne onder de aandacht. Afgelopen najaar pleitten oppositiepartijen in de Tweede Kamer tevergeefs voor minimaal een jaar uitstel, omdat een deel van de scholen er nog niet klaar voor zou zijn.

Voor het passend onderwijs zijn regionale samenwerkingsverbanden van regulier en speciaal onderwijs opgericht. Het reformatorisch onderwijs mocht zich in landelijke verbanden organiseren: voor het primair onderwijs (Berséba, met G. R. van Leeuwen en J. de Vin als bestuurders) en voor het voortgezet onderwijs (onder leiding van J. Flier).


Stemversterker

Vijf leerkrachten op de Rehobothschool in Geldermalsen maken inmiddels gebruik van Dynamic Soundfield van de firma Phonak. „Geen hinderlijke geluidsinstallatie, maar een akoestisch systeem dat de stem van de leerkracht boven de ruis van de klas uittilt”, zegt schoolleider P. Dirksen. „Leerlingen die moeite hebben met het verwerken van geluiden, klanken en spraak en hinder hebben van omgevingsgeluid, hebben hier echt baat bij. Het helpt bij het onderscheiden en dus het aanleren van klanken.”

Naast de kleutergroepen werkt nog maar een enkele klas met het systeem: „Het kost bijna 1500 euro per lokaal.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer