In Latijns-Amerika kijkt niemand op van corruptie
Op 9 december ondertekenen de lidstaten van de VN een nagelnieuw VN-verdrag tegen corruptie.
Het verdrag wordt een belangrijk wapen tegen de witteboordencriminaliteit. Maar in Latijns-Amerika is de ”blauweboordencriminaliteit”, de dagelijkse smeergeldpraktijken die burgers heel gewoon vinden, waarschijnlijk een even groot probleem.
Een overweldigende meerderheid van Latijns-Amerikanen vindt dat er nu meer overheidscorruptie is dan vroeger. Dat blijkt uit een onderzoek van Latinobarómetro, een niet-gouvernementeel onderzoeksbureau. Zo’n 80 procent van de 18.638 mensen die in de regio werden ondervraagd, had de indruk dat de corruptiepraktijken bij de overheid en bij bedrijven het afgelopen jaar gestegen waren.
De Verenigde Naties geloven dat de praktijk kan uitgeroeid worden. Waarschijnlijk een iets te hoog gegrepen doelstelling, maar het VN-verdrag tegen de corruptie kan de onfrisse praktijken tussen overheden en bedrijven in ieder geval helpen terugdringen. Het werd op 30 oktober goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN. De lidstaten zullen er elk hun handtekening onder kunnen zetten op een daarvoor opgezette vergadering in Mexico-stad, van 9 tot 11 december.
Het VN-verdrag spoort regeringen en parlementen aan om onfrisse praktijken in de overheids- en bedrijfssfeer aan te pakken. Corruptiepraktijken ondermijnen volgens de tekst van het verdrag „de instellingen en de waarden van de democratie en de rechtvaardigheid” en brengen „duurzame ontwikkeling en de rechtsorde” in gevaar. Volgens de conventie is corruptie „niet langer een lokaal maar een transnationaal probleem dat internationale samenwerking essentieel maakt.”
Rodolfo García Del Castillo, een expert inzake corruptie van het Mexicaanse Centrum voor Economische Ontwikkeling en Onderzoek (CIDE), vindt het uitgangspunt van het verdrag legitiem en nuttig. „Maar zo’n verdrag blijft een ver-van-mijn-bedshow voor de meeste mensen in Latijns-Amerika, want over het algemeen zien zij corruptie als een normaal onderdeel van het leven.”
Smeergeld hoort in zowat alle Latijns-Amerikaanse bij de dagelijkse gang van zaken, wat tot uiting komt in de indrukwekkende waaier van eufemistische synoniemen voor het woord ”steekpenning”. In Argentinië heet het ”coima” (dankbaarheid), ”peaje” (tol), ”retorno” (wisselgeld) of ”el diego” (10 procent).
In Mexico heet het ”mordidas” (hapjes), en het gebruik ervan is helemaal ingeburgerd bij contacten met loketbeambten in overheidsdiensten. Wie een bureaucratische procedure in gang wil zetten of een dienstverlening wil krijgen, dient ze neer te tellen. Transparencia Mexicana, een afdeling van de in Berlijn gevestigde corruptiewaakhond Transparency International, schat dat er in overheidssfeer 214 miljoen van dergelijke corrupte daden worden gesteld. Het gemiddelde Mexicaanse gezin geeft bijna 7 procent van zijn inkomen uit aan smeergeld.
In Brazilië is het een gangbare praktijk om doktersattesten af te kopen om zo belastingvermindering te krijgen. In Venezuela is het een publiek geheim dat een rijbewijs 20 dollar kost als je geen examen wenst af te leggen. Paraguay is in het recentste perceptieonderzoek van Transparency International met meest corrupte land in de regio. Een douanier die daar de andere kant opkijkt als er smokkelwaar passeert, krijgt daarvoor een ”cometa” (een vlieger).