Brandweer staat onder hoge druk door reorganisatie
Medewerkers kregen een nieuwe functie, chef of werkplek. Toch verliep de regionalisering bij de brandweer in Ede tot nu toe zonder grote problemen. Maar het zwaarste komt nog. „Zes, vier of twee man op een voertuig? Die discussie gaat emoties oproepen.”
De brandweer beleeft koude tijden. Alle korpsen in het land zijn hun zelfstandigheid kwijt en werken sinds 1 januari regionaal samen. Het korps in Ede valt onder de veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden. De Edese brandweerman Dick Oudijn, bevelvoerder tijdens de uitruk en medewerker risicobeheersing, somt de cijfers op: „Onze regio telt 16 gemeenten, van Nijkerk tot Zevenaar, met 41 brandweerposten, 275 beroepsmensen, 850 vrijwilligers en 200 voertuigen. We werken voor 650.000 inwoners. De regio heeft een verhoogd risicoprofiel vanwege de aanwezigheid van bos en hei.”
Om direct een heet hangijzer bij de kop te pakken: op diverse plaatsen in het land leidt de regionalisering tot het sluiten van kazernes. „Bij ons gelukkig niet”, reageert Oudijn opgelucht. „De leiding heeft klip-en-klaar uitgesproken dat we onze 41 posten behouden. Maar daarmee is niet alles gezegd. Komend jaar moet duidelijk worden of alle posten ook alle taken en faciliteiten behouden. Dat wordt een spannende discussie.”
Op de vraag naar de aanleiding voor de regionalisering kan Oudijn maar één nuchter antwoord geven: „De overheid legt ons deze operatie op. Natuurlijk heeft zij daar redenen voor: efficiëntie, helderheid, uniformiteit.”
Zijn collega, burgermedewerker Charles Hasselaar, geeft twee voorbeelden. „Als we in Ede nieuwe pakken nodig hadden, dan kochten we die. Voortaan doen we de inkoop centraal. Dat geldt ook voor de aanschaf van voertuigen en ander materieel. Dat scheelt in de prijs. Op het gebied van wet- en regelgeving is er meer eenduidigheid gekomen. Voorheen kon het gebeuren dat een ondernemer in Ede die een café wilde starten met andere brandvoorschriften te maken kreeg dan zijn collega in Wageningen. Dat is voorbij.” Hasselaar wil wel eerlijk blijven. „Als je op de post in Harskamp werkte en je had kapotte handschoenen, dan ging je even nieuwe halen in Ede. Ook dat is voorbij.”
Lering
De beide mannen zijn positief over de manier waarop het bestuur van hun veiligheidsregio –de burgemeesters en wethouders van de zestien aangesloten gemeenten– de regionalisering heeft aangepakt. Oudijn: „Ze hebben eerst overal in het land rondgekeken en geïnformeerd hoe het daar ging. Daar hebben ze lering uit getrokken. Vervolgens hebben ze hun eigen plan gemaakt en dat helder gecommuniceerd met de werkvloer. Dat blijkt achteraf een prima werkwijze.”
Maar zonder slag of stoot ging de reorganisatie niet. Hasselaar, die de operatie als lid van de ondernemingsraad kritisch volgde: „We hadden bij de brandweer 200 verschillende functieomschrijvingen. Veel te veel natuurlijk. Het aantal is teruggebracht tot dertig. Iedereen moest opnieuw ingedeeld worden. Dat was ingrijpend. Sommige collega’s kregen een andere functie, een andere chef of moesten verkassen naar een andere post. Als je altijd in Ede je werk vlak bij huis hebt gehad en je moet nu elke dag naar Doorwerth, dan is dat niet leuk. Maar niemand is ontslagen. Dat is in deze tijd heel wat. De leiding heeft gezegd: We geven geen baangarantie, wel een werkgarantie. Ze is die belofte nagekomen.”
Door de regionalisering worden de bestuurlijke lijnen langer, erkent Hasselaar. „Voorheen zat mijn afdelingshoofd vijf dagen per week om de hoek. Nu is hij chef van meerdere locaties en moet hij ook elders zijn gezicht laten zien. Dat maakt de afstand groter. Tegelijk stimuleert het mij om nog meer eigen verantwoordelijkheid te nemen.”
Emoties
Is de reorganisatie een verkapte bezuiniging? Oudijn, beslist: „Bij ons niet. We krijgen niet minder geld dan voor 1 januari.” Toch is hij niet helemaal gerust. „Dit jaar krijgen we te maken met het tweede deel van de operatie, het project DRO. Dat staat voor Doorontwikkeling Repressieve Organisatie. Dan gaat het bijvoorbeeld over de personele bezetting bij een uitruk. Gaan we met zes, vier of twee man per voertuig op pad? En behouden posten die een hoogwerker hebben dit materieel of halen we er een paar weg? Die discussie ráákt brandweermensen, roept emoties op.”
Dat verklaart volgens Hasselaar dat elders in het land de brandweer op z’n achterste benen staat van frustratie en onzekerheid over wat er allemaal verandert. „Verschillende veiligheidsregio’s hebben de regionalisering en het project DRO tegelijk opgepakt. Dat blijkt achteraf niet verstandig. Veel kritiek van brandweermensen richt zich op het project DRO, maar in de beeldvorming wordt daarmee de hele regionalisering van tafel geveegd. Dat is niet terecht. Het project DRO was er ook gekomen als we niet hadden hoeven te regionaliseren.”
Komend jaar wordt dus een spannend jaar. „Brandweermensen zijn trots op hun korps”, verzekert Oudijn. „Zo ben ik trots op het korps in Ede. Maar het is de vraag of wij alles behouden wat we nu hebben. Dat geeft onzekerheid, zowel bij de vrijwilligers als bij het beroepspersoneel. Zij vragen zich af: Houd ik mijn werk, mijn hobby, mijn passie?”
Preventie
Zorg in het land is er ook over de aanrijtijden. De brandweer moet binnen acht minuten op locatie zijn. Critici stellen dat door het opheffen van kazernes de veiligheid van de burger in gevaar komt. De brandweer zal niet meer op tijd aanwezig kunnen zijn.
Oudijn herkent én nuanceert de kritiek. „Natuurlijk zijn aanrijtijden belangrijk. Maar we weten ook dat bij een brand de meeste slachtoffers in de eerste vier minuten vallen. In die zin komt de brandweer dus vaak te laat. Dat is alleen op te lossen door op elke hoek van de straat een kazerne neer te zetten. Onmogelijk dus. Daarom vinden wij preventie heel belangrijk. We gaan bij particulieren en bedrijven op bezoek om te kijken naar de brandveiligheid. We adviseren over het plaatsen van rookmelders en het maken van een vluchtplan. ”Brandveilig leven” is ons motto.”
Het duo signaleert een ander knelpunt. Hasselaar: „Bij een uitruk worden altijd veel vrijwilligers opgeroepen omdat een deel niet op tijd bij de kazerne kan zijn. Deze mannen springen nog weleens in hun eigen auto en rijden erachteraan. Ze zien dus altijd de achterlichten van de brandweerwagen. Dat is niet leuk. Daarom haken zulke vrijwilligers soms af. Dat probleem zal groter worden als er minder personen op een voertuig mee mogen. We moeten er goed over nadenken hoe we dit gaan oplossen.”
Oudijn hoopt dat alle brandweerposten in de regio Gelderland-Midden hun FRB-taak –FRB staat voor First Responder Brandweer– mogen behouden. „Elke kazerne beschikt over AED-apparatuur om op te treden bij hartfalen. Jaarlijks redden we daardoor gemiddeld twintig mensen het leven; een aantal om trots op te zijn.”
Hasselaar en Oudijn zeggen de ontwikkelingen bij de brandweer „positief-kritisch” te volgen. „We zien de knelpunten. Die zijn er absoluut. Maar we vragen ons af of andere veiligheidsregio’s het wel zo slim hebben aangepakt. Sommige zijn al met een tweede operatie bezig om de schade van de eerste te herstellen. Ook zien we bij ons eigen korps dat het proces van regionalisering op zich goed kan verlopen, terwijl de uitkomst niet voor iedereen persoonlijk prettig hoeft te zijn. Dat lijkt onvermijdelijk.”
Eén ding staat voor Oudijn en Hasselaar als een paal boven water: „Geen brandweer zonder vrijwilligers. Die moeten we absoluut binnenboord zien te houden.”
Zorg om veiligheid na reorganisatie
De gemeentelijke brandweer is verleden tijd. Per 1 januari zijn alle korpsen ondergebracht in 25 veiligheidsregio’s. Onder brandweerlieden leidt de regionalisering her en der tot flink gemor.
Nederland telt zo’n 31.000 brandweermensen, onder wie circa 21.000 vrijwilligers. Gedreven doen ze hun werk bij onder meer branden en ongevallen. De nieuwe organisatiestructuur, waarin brandweer en geneeskundige diensten per veiligheidsregio samenwerken, leidt op de werkvloer echter tot weinig enthousiasme.
De Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) toont zich kritisch over de veranderde organisatie. „De nieuwe regionale structuur zou goedkoper moeten zijn, maar de kosten zijn nog steeds hoog. De zienswijze om vooral te bezuinigen op het uitrukpersoneel van de veiligheidsregio kan leiden tot het verminderen van het aantal voertuigen, minder mensen op de wagen en het sluiten van posten”, zegt vicevoorzitter Ruud van Vliet, portefeuillehouder regionalisering.
Hiermee is de veiligheid van de burger in het geding, stelt Van Vliet. Hij wijst naar een vorige week gepresenteerd onderzoek van EenVandaag en Abvakabo FNV waaruit blijkt dat die gedachte breed leeft. Van de ondervraagde brandweerlieden gaf 74 procent aan dat de veiligheid is afgenomen door de hervorming van het korps.
De beroepsbrandweermensen hebben kritiek op experimenten die korpsen uitvoeren met de bezetting op brandweerwagens. Wagens rukken uit met minder mensen of met meer vrijwilligers in plaats van beroepskrachten.
Zes op de tien beroepsblussers vinden dit een slechte zaak. De helft (52 procent) zegt dat er door deze experimenten „onaanvaardbare veiligheidsrisico’s worden genomen voor burgers.” Ook de ondervraagde brandweervrijwilligers geven in meerderheid aan dat de veiligheid van burgers is afgenomen na de reorganisatie.
Van Vliet wijst erop dat de brandweer na een melding wettelijk gezien gemiddeld in acht minuten –de zogeheten aanrijtijd– op de desbetreffende locatie moet zijn. Wel is er de ruimte daarvan „gemotiveerd” af te wijken, met een grens van achttien minuten. „Elke veiligheidsregio interpreteert die ruimte anders. Het is een grijs gebied. We hebben de minister daar al diverse keren op aangesproken.”
Het oprekken van de aanrijtijd blijft volgens Van Vliet niet zonder gevolgen. „Als een brandweer niet meer met acht maar met vijftien minuten bij een brand moet zijn, kan dat als argument worden gebruikt om posten te sluiten. Daarmee wordt getornd aan de veiligheid van de bewoners. Aan de achterkant wordt bezuinigd, terwijl er op het gebied van preventie weinig wordt gedaan. Dat baart ons grote zorgen.”
De VBV wil duidelijkheid over de grenzen van de aanrijtijd volgens de Wet veiligheidsregio’s. De bond bereidt een rechtszaak hierover voor tegen de regio Drenthe, die de wettelijk vastgestelde aanrijtijden structureel zou overschrijden. „Het gaat ons niet specifiek om Drenthe, want het speelt ook in andere regio’s. Het is tijd dat de rechter zich over een concrete casus uitspreekt.”
Eind december trok de VBV in dagblad Trouw „flink aan de bel” over de vrees voor de sluiting van talloze brandweerkazernes. „Een aantal veiligheidsregio’s heeft daarna nadrukkelijk aangegeven dat dit niet aan de orde is, andere regio’s blijven verdacht stil”, aldus Van Vliet. Een brandweercommandant die verbonden is aan een post die dit jaar de deuren sluit, wil geen toelichting geven omdat de zaak te gevoelig ligt.
Woordvoerder Frank Huizinga van Brandweer Nederland en de Raad van Brandweercommandanten spreekt met klem tegen dat er op grote schaal kazernes dichtgaan. Hij zegt dat er het afgelopen jaar evenveel posten zijn gesloten als erbij zijn gekomen. „Voor wat betreft dit jaar komen wij uit op de sluiting van niet meer dan vijf posten van de circa duizend in Nederland, terwijl er ook drie kazernes worden bijgebouwd.”
Huizinga realiseert zich dat de regionalisering voor brandweerlieden „spannend en emotioneel kan zijn, zeker in sommige gemeenschappen waar al honderden jaren een bepaalde vorm van brandweer aanwezig is.” Hij benadrukt echter dat „bij alle ontwikkelingen de veiligheid van burgers en veilig optreden van onze brandweermensen altijd voorop blijft staan.”