Conflict tussen China en Japan om eilandjes zit diep
Wordt het ooit wat tussen de aartsrivalen China en Japan? Het lijkt er niet op, want de ruzie om het bezit van enkele eilanden wordt steeds heftiger. Diep zit de aversie aan Chinese kant om de Japanse vernederingen in het verleden. Ze voelen alsof de leraar is afgetuigd door zijn leerling.
Een gênante vertoning, dat was het. Terwijl de internationale gemeenschap diep in de buidel tastte om de Filipijnse slachtoffers van de orkaan Haiyan te helpen, kwam buurland China met een schamele 100.000 dollar aangelopen. Het rijkste land ter wereld biedt verhoudingsgewijs een dubbeltje!
Inmiddels is het bedrag verhoogd tot 1,6 miljoen dollar, maar ook dát blijft een schijntje vergeleken met bijvoorbeeld de vele miljoenen die de Verenigde Staten gaven.
Van imagoschade voor China is sindsdien zeker sprake, want de wanvertoning bleef niet onopgemerkt. En de vraag kwam natuurlijk langs: hoe kan dit?
Jack McLoughlin, een Britse docent die jaren in China heeft gewoond, kwam eind vorige maand met een heldere verklaring: Chinezen houden niet van buitenlanders in hun directe omgeving en al helemaal niet van Filipijnen. In een bijdrage in de Asian Times wijst hij erop dat Chinese burgers zelf geen zaak maakten van de lage bijdrage van hun regering aan de Filipijnse slachtoffers. McLoughlin haalt er een opiniepeiling bij over de vraag: moet China de Filipijnen helpen? Daarop reageerde 85 procent van de 200.000 ondervraagden met een resoluut „nee”!
Vreemd is die reactie niet, vindt MacLoughlin, omdat Chinese burgers al sinds jaar en dag geconfronteerd worden met wat hij noemt „the steady drumbeat of political and economic nationalism.” De machthebbers in Peking hitsen de bevolking tegen buurlanden op zodra hen dat goed uitkomt (bijvoorbeeld bij economische neergang, werkloosheid of milieuproblemen). Dan kun je vervolgens niet verwachten dat burgers ineens staan te trappelen van mededogen als er in de regio een ramp gebeurt. Demonisering van omringende landen en volken neutraliseer je immers niet zomaar ten bate van medemenselijkheid, zodra ergens sprake is van menselijk leed. Dat bleek volgens McLoughlin al eerder, bijvoorbeeld direct na de tsunami en de nucleaire ramp in het Japanse Fukushima, toen Chinezen ook tamelijk onverschillig bleven.
Eilandjes
Over Japan gesproken. Met dat land staat China zo’n beetje op voet van oorlog nadat het op 23 november geheel onverwachts een Air Defense Identification Zone (ADIZ) instelde in de Oost-Chinese Zee. Het hield in dat van de ene op de andere dag alle passerende vliegtuigen zich moeten melden bij Chinese luchtbewakingsautoriteiten, ongeacht of ze op weg zijn naar China of niet. Het schokkende van de maatregel was vooral dat de Chinese ADIZ voor een deel de controlegebieden van buurlanden Japan en Zuid-Korea overlapt en dat de omstreden eilandengroep Senkaku (Japanse naam) Diayoju (Chinese naam), waarover China en Japan al vele jaren ruziemaken, erin liggen.
Ook over deze nogal schokkende manoeuvre van China is inmiddels veel nagedacht: wat beweegt dat land om zo’n ingrijpende stap te zetten?
Medewerkers van de denktank Jamestown Foundation wezen erop dat Japan ruim een jaar eerder een bijna net zo schokkende stap nam. Op 11 september 2012 besloot premier Yoshihiko Noda om de drie omstreden eilanden te kopen van de particuliere eigenaar. De eilanden, waarop ook China aanspraak maakt, werden in één klap door Japan genationaliseerd. Volgens premier Noda was deze stap nodig om erger te voorkomen: de ultranationalistische Chinahater Shintaro Ishihara was immers van plan de eilanden te kopen en dat zou pas echt desastreus zijn, want Ishihara wilde op de eilandjes allerlei voor China uitdagende activiteiten gaan ontplooien. Door de eilanden op te kopen kon de Japanse regering de kwestie in eigen hand houden en de eilanden onbewoond laten.
Status-quo
Maar China las in de aankoop een andere boodschap: Japan waserop uit de kwetsbare status-quo rond de eilanden te veranderen in eigen voordeel. Prompt stuurde Peking marineschepen naar de wateren die Japan als de zijne beschouwt. Begin dit jaar –op 30 januari– kwam het bijna tot een treffen tussen de twee toen een Chinees fregat zijn aanvalsradar op een Japans schip richtte.
Muurvast zit het conflict over de eilandengroep, en dat blijkt wel uit opmerkingen over en weer. Zo zal Japan nooit erkennen, aldus een verklaring van de regering, dat er überhaupt sprake is van een territoriaal dispuut rond de Senkaku-eilanden en ook de soevereiniteit erover is niet onderhandelbaar.
Van de weeromstuit heeft China bij monde van president Xi Jinping het bezit van de eilanden tot een kernkwestie gemaakt, op één lijn staand met gebieden als Taiwan en Tibet. Peking zegt dan ook vastbesloten te zijn de eilanden „onder alle omstandigheden te verdedigen.” Dat dit het doorkruisen van door Japan gecontroleerde territoriale wateren met zich meebrengt is wat China betreft onvermijdelijk. De Chinezen spreken in dit verband van een „dubbele controle” van de eilanden en de zee eromheen – door China én door Japan, en alleen zo kan feitelijke inkapseling door Japan worden voorkomen, vinden ze.
De onwrikbare patstelling rond de eilanden houdt ook verband met de belangen die spelen. Zo wordt ongeveer 90 procent van de geïmporteerde Chinese olie en gas via deze wateren vervoerd. Verder is toegang tot het gebied nodig om militair-strategische informatie in te winnen, bijvoorbeeld ten bate van een mogelijke oorlog onder water.
China’s opkomst: Japan kán het maar niet geloven
De rivaliteit tussen China en Japan, maar ook met alle andere landen in de regio is terug te voeren tot historisch-culturele opvattingen in China over zijn rol in dit gebied. Dat stelt Martin Jacques in zijn boek ”When China rules the World” (New York 2009).
Vertel me hoe China met landen in zijn achtertuin omgaat en ik zal je zeggen hoe China zich zal gedragen op het wereldpolitieke toneel. Met die invalshoek behandelt Jacques in zijn studie de vraag hoe China zich tegenover zijn buurlanden opstelt.
Hij wijst erop dat China vanouds uitgaat van een fundamenteel ongelijke verhouding met zijn buren, vastgelegd in een eeuwenoud internationaal netwerk dat het tribuutsysteem wordt genoemd. Als buurlanden China erkennen als hun meerdere dan worden ze met rust gelaten. In het tribuutsysteem was China vooral cultureel en moreel dominant, niet zozeer bestuurlijk. Zolang die superioriteit van China maar overeind stond en niet gekrenkt werd, was niet-inmenging de rode draad.
Nog altijd zit die praktijk van het tribuutsysteem diep in het geheugen van de huidige buurlanden gegrift.
Daarbij speelt uiteraard mee dat vanwege het enorme verschil in omvang de buren het onderspit delven. Bepaald niet geruststellend is verder dat China sinds het economisch hervormingsbeleid in gang werd gezet (dat was eind jaren 70 van de vorige eeuw) „terughoudendheid” verkondigt jegens het buitenland met als doel de hervormingen alle kans te geven.
Maar wat gaat er gebeuren als China klaar is met die hervormingen? Hoe terughoudend zal deze superstaat dan nog zijn? Martin Jacques ziet enkele hints uit het verleden en die stemmen hem niet gerust.
Zo noemt hij de Chinese invasie van buurland Vietnam in 1979 als afstraffing voor „al te arrogant gedrag” van de laatste. Verder noemt hij agressiviteit aan Chinese zijde zodra in buurlanden Chinese minderheden worden gediscrimineerd of zelfs maar benadeeld. Daar ligt nog een derde punt van zorg, vindt Jacques, omdat minderheden met zo’n sterke broer in de buurt zich steeds arroganter en vrijpostiger zullen gaan gedragen. Met alle interne spanningen in de gastlanden van dien.
De lastigste steen in de Oost-Aziatische schoen van China is uiteraard Japan. De nederlaag tegen Japan tijdens de Chinees-Japanse oorlog van 1894-1895 is voor veel Chinezen nog altijd de zwartste periode in hun verleden als staat. Dat is dus nog ver voor de vernederingen die er tijdens de Tweede Wereldoorlog waren. Een inferieur geacht land dat het grote China op de knieën kreeg, voelt tot op vandaag als de leraar die door zijn leerling wordt afgetuigd.
Volgens Jacques hebben de Japanners ook na WO II die aversie enkel gevoed. Hij hekelt in dit verband hun „arrogant gedrag”, waarbij respect voor het Westen en voor de VS gepaard gaat met minachting voor Azië, inclusief China. Ondanks dat China een economische grootmacht is geworden, is Japan niet in staat een andere toon aan te slaan. „Japan is als geen ander land niet voorbereid op de opkomst van China, ze kunnen het eenvoudig weg niet geloven”, aldus een Chinese waarnemer in Jacques’ boek. In plaats van aanpassing en matiging van toon ziet de auteur juist nationalistische verharding in het Japan van vandaag.
Rivalen en toch elkaars partners
China en Japan zijn twee aartsrivalen die tegelijkertijd elkaar op economisch gebied steeds meer nodig hebben. Dat is het thema van de paper die Axel Berkofsky deze zomer schreef voor de Bertelmann Stiftung, een denktank in het Duitse Gütersloh (”Japan and China: Bitter Rivals and Close Partners”).
Hoe kwetsbaar die relatie je maakt, ondervond Japan in september vorig jaar, toen er tussen de twee een diplomatieke rel uitbrak omdat Japan de Senkaku-eilanden (voor China de Diaoyu-eilanden) had genationaliseerd. Wat volgde was een breed door Chinezen gedragen boycot van Japanse producten. Vooral Japanse autofabrikanten en elektronicabedrijven vreesden dat ze voorgoed uit China konden vertrekken.
Uiteindelijk viel dat mee: de Japanse auto-industrie verwacht voor dit jaar zelfs een ongekend verkoopniveau van 900.000 auto’s.
Nog altijd zijn er zo’n 30.000 Japanse bedrijven actief op het Chinese vasteland en werken er zo’n 10 miljoen Chinezen in Japanse loondienst. China is Japans grootste handelspartner, goed voor 21 procent van Japans export en import.
Toch hebben Japanse bedrijven wel geleerd van de crisis in 2012 en zijn ze begonnen hun investeringen versneld te spreiden over Azië en vooral in de richting van Zuidoost-Azië. Mede daarom moet China op zijn tellen passen. Ook dat land heeft veel te verliezen bij een boycot van Japanse producten. De meeste spullen worden geproduceerd en geassembleerd door Chinese bedrijven waar Chinese arbeiders in dienst zijn.
Japan en China hebben aanvullende rollen in het Oost-Aziatische productienetwerk. Zo is China leider in het Oost-Aziatische assemblage- en productienetwerk, Japan is dominant als het gaat om de aanvoer van onderdelen van hoogtechnologisch niveau.
Die relatie is wel aan het veranderen: China wordt economisch ook steeds meer de rivaal van Japan. Dat is nu al duidelijk als het gaat om het verkrijgen van zeldzame aardmetalen waarop China zo’n beetje het alleenrecht heeft, maar waarvan Japan ook uiterst afhankelijk is.