Wim Kuiper, directeur Besturenraad, is overtuigd oecumenisch
Twee keer maakte hij „een diepe crisis” mee. Die ingrijpende ervaringen brachten hem „uiteindelijk” dichter bij God, de Bijbel en het christelijk geloof. Sinds die tijd typeert dr. Wim Kuiper, voorzitter van de Besturenraad voor protestants-christelijk onderwijs, zichzelf als „overtuigd oecumenisch.” Z’n kerkelijke gang illustreert het. „Ik was gereformeerd, werd luthers, ben nu anglicaan.”
In z’n vorige baan, directielid van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, had Kuiper een dienstauto met chauffeur. „Die ben ik kwijt.” Hij lacht er smakelijk om. „Erg? Helemaal niet. Ik had bij de VNG een functie met een waanzinnig drukke agenda. Ik rolde van de ene bespreking in de andere; moest tussendoor stukken lezen op de achterbank. Dat hoeft niet meer. Gelukkig. Ik heb nu tijd om te mediteren achter het stuur.”
Kuiper ziet zijn overgang naar de Besturenraad, vijf jaar geleden, als roeping. „Ik neem dat woord niet snel in de mond, maar in dit geval was het echt zo. De missie van de Besturenraad, werken aan goed christelijk onderwijs en opkomen voor het belang ervan, is mij op het lijf geschreven. Christelijk onderwijs heeft toekomst, absoluut. Sterker nog: christelijke scholen zijn, ondanks de secularisatie, aan een vitalisering bezig. Ze durven weer frank en vrij uit te komen voor de c in hun naam; ze maken er serieus werk van. Ouders waarderen dat, ook als ze zelf weinig of niets met het christelijk geloof hebben. Ze vinden het belangrijk dat hun kind er wel iets van meekrijgt op school.
De beeldvorming is helaas anders. Christelijke scholen zouden hun identiteit verkwanselen, dus waarom bestaan ze eigenlijk nog? Dat beeld wordt eindeloos gepapegaaid. Zeker in seculiere hoek, waar men op deze manier probeert het confessioneel onderwijs te kleineren. Ik zie het als mijn roeping dat beeld te corrigeren.”
U woonde en werkte zestien jaar in Maastricht. Wat heeft u met het zuiden?
Kuiper strijkt door z’n zwarte haardos. „Toen ik er vanuit Zwolle heen ging niets, maar ik kon er een baan krijgen als docent op de universiteit. Dat was begin jaren tachtig heel wat. Ik voelde me een vreemdeling, mede door het dialect. Ik verstond het wel, maar sprak het niet. Dat geeft afstand. Ik had ook wel een beetje een vakantiegevoel. Als ik thuis naar buiten keek, zag ik de Sint-Pietersberg.
Ik heb uiteindelijk veel met het zuiden gekrégen. Met de cultuur, de spontane omgang, het plezier dat mensen in het leven hebben. Maar ook met de traditie die zo tastbaar aanwezig is. Ik denk aan de jaarlijkse katholieke processie waarbij de geur van wierook in de winkelstraat hing en je devoot gezang hoorde. Ik heb er ook ervaren dat de wereld groter is dan Nederland. Duitsland en België liggen om de hoek. In Maastricht krijg je meer Europagevoel dan in de Randstad.”
U werd er raadslid voor het CDA, daarna wethouder.
„Dat laatste was volkomen onverwachts. Er speelden begin jaren negentig een paar flinke schandalen in het college van Maastricht. De integriteit van bestuurders lag onder vuur. Het leidde tot het aftreden van de CDA-wethouder. Ineens was ik in beeld.”
Hoe kijkt u op ”Maastricht” terug?
„Ik heb genoten van het wethouderschap, omdat ik met mensen uit de hele lokale gemeenschap in aanraking kwam. Ik was voor anderen een aparte, want ik dronk onder werktijd geen alcohol, wat wel normaal is in Limburg. Ze noemden mij de wethouder van Spa rood. Het was ook privé een gelukkige tijd. Mijn vrouw en ik kregen kort na elkaar drie kinderen. Mooi om die te zien opgroeien.
Maar er is ook een andere kant. ”Maastricht” was de periode dat we van de kerk raakten. Persoonlijk kon ik nog wel iets met de gedachte van God als Schepper, maar niet dat God zó klein wilde worden dat Hij Zijn Zoon naar de aarde stuurde. Ik vond dat onbegrijpelijk en had meer met het jodendom. Mijn vrouw werd in die tijd ernstig ziek. Ik dacht dat ik haar ging verliezen en ik jong weduwnaar zou worden, maar ze genas op een wonderbaarlijke manier. Het werd haar bekering.”
En u?
„Ik ging door een diepe crisis, maar bleef rationeel met het geloof bezig. Er was een tweede crisis nodig om het geloof van mijn hoofd naar mijn hart te laten zakken. Dat was in de tijd dat ik bij de VNG werkte. Mijn werk slokte me helemaal op, m’n gezin leed eronder. Mede daardoor zijn m’n vrouw en ik gescheiden.
Het heeft mij tot bezinning gebracht. Waar gaat het om in het leven? Waar vind ik houvast? Ik ben de stilte gaan zoeken. Letterlijk, door acht dagen in retraite te gaan. Ik doe dat sinds die tijd elk jaar. De stilte heeft mij uiteindelijk teruggebracht bij God, bij Jezus, bij het christelijk geloof. Het had ook anders kunnen gaan. Ik had ongelovig kunnen worden, dat realiseer ik me heel goed.”
De Besturenraad is een belangenorganisatie. Wat is er leuk aan lobbyen?
„We hebben als organisatie een goed verhaal over onderwijs. We moeten daar zelf aandacht voor vragen. Ons verhaal botst vaak met het beleid van de overheid. Die rekent scholen eenzijdig af op resultaten. Ze ziet het onderwijs louter als basis van onze kenniseconomie. Maar onderwijs is veel meer. Een goede school biedt zijn leerlingen een brede vorming van hoofd, hart en handen aan.”
Wat bereikt u met die visie?
„Het was lange tijd het verhaal van de onderstroom in het onderwijs, maar mede door ons toedoen wordt het steeds meer de visie van de bovenstroom. Geen minister of staatssecretaris van Onderwijs kan meer beleid maken zonder hiermee rekening te houden.”
Wat heeft u nog niet bereikt?
Een brede glimlach: „Heel veel, maar dit in ieder geval niet: een fusie tussen de protestantse Besturenraad en onze katholieke zuster, de VKO. We waren heel ver met de besprekingen, maar de katholieke achterban haakte af, mede uit angst om onder gesneeuwd te raken.” Hoopvol: „Maar we zitten al in hetzelfde gebouw en we eten al in dezelfde kantine, dus wie weet.”
Waarom is dat gewenst, zo’n fusie?
„Christelijk onderwijs heeft alleen toekomst als álle christenen zich erachter zetten. Ik ben overtuigd oecumenisch. Natuurlijk zijn er verschillen tussen protestanten en katholieken. Toch kun je intensief met elkaar samenwerken. Hoe meer, hoe beter.”
U wilt meer godsdienstonderwijs op openbare scholen. Waarom?
„Elk kind moet kennis hebben van de wereldreligies. Maar hoe gaat dat tegenwoordig? We doen in twee uur de islam, morgen in twee uur het christendom en overmorgen in twee uur het boeddhisme. Dat kan dus niet. Kinderen moeten méér weten van religie, zeker van de christelijke. De herkomst van ons land, onze cultuur heeft er alles mee te maken. En je kunt alleen respect opbrengen voor elkaar als je kennis hebt van andere geloofsovertuigingen.”
Mogen orthodox-christelijke scholen tegen hun leerlingen zeggen dat de homoseksuele levenswijze zonde is?
„Ja, ik heb voor die ruimte gepleit in een tv-uitzending bij Pauw & Witteman, ook al denk ik er persoonlijk anders over. Ik kreeg heel wat agressie over me heen. Vooral via internet. Ik schrik niet terug voor zo’n optreden. Het is goed dat ook de VGS, onze reformatorische zusterorganisatie, het woord erover voert.
Homoseksualiteit is een ingewikkeld thema. Het merendeel van de scholen in de achterban van de Besturenraad heeft er geen problemen mee als een leerkracht een homoseksuele relatie heeft. Maar als mensen op grond van de Bijbel zo’n relatie afkeuren, vind ik dat een legitieme opvatting. Leerkrachten op orthodox-christelijke scholen moeten de kinderen wel vertellen dat er ook andere opvattingen bestaan. Uiteindelijk zullen kinderen zelf een keuze moeten maken. Het probleem in onze tijd is dat veel seculiere mensen niet accepteren dat een religie, welke dan ook, een bepaalde levenswijze verwerpt.”
U wilt graag experimenteren met het gescheiden lesgeven aan jongens en meisjes.
„Tja, dat pleidooi van mij in dagblad Trouw was een steen in de vijver. Sommigen koppelden het zelfs aan mijn christen-zijn. Zo van: Christenen maken nu eenmaal graag onderscheid tussen man en vrouw. Er zijn echter problemen met jongens op school: ze halen lagere cijfers, zijn minder gemotiveerd, verzuimen meer. Er wordt schielijk omheen gelopen. Uit de neurowetenschappen weten we dat de problemen het gevolg zijn van een verschillende ontwikkeling van de hersens bij jongens en meisjes. Het is goed als daar op school meer aandacht voor komt, bijvoorbeeld door bij bepaalde vakken ook eens gescheiden les te geven.”
Wat is een sterk punt van reformatorische scholen?
„Ze stáán ergens voor, hebben visie, profiteren van de nauwe band tussen gezin en school. Dat vind je maar weinig. Ja, bij moslims.” Met een steels lachje: „Daarom vind ik het volstrekt legitiem dat er ook islamitische scholen zijn.”
Een verbeterpunt?
„Dezelfde homogeniteit kan leiden tot navelstaren. Reformatorische scholen moeten zich meer laten uitdagen door wat er om hen heen gebeurt in de samenleving. En de hechte omgang met elkaar leidt er soms toe dat verkeerde zaken onbenoemd blijven.”
Waar liggen de fronten in de discussie over de vrijheid van onderwijs?
„Niet bij de afschaffing van artikel 23. Er is in ons land geen behoefte om de vrijheid van onderwijs op die manier aan mootjes te hakken. Ook niet via het benoemingsbeleid. Een orthodox-christelijke school zal in de toekomst altijd afscheid kunnen nemen van een leerkracht die door zijn of haar levenswijze de identiteit niet meer geloofwaardig uitdraagt, maar de prijs zal hoger worden. Ik zie wel een gevaar in het steeds preciezer vastleggen van kerndoelen, leerstof en toetsen. Dat kan een bedreiging worden voor scholen om het onderwijs op hun eigen manier vorm te geven. Ook met financiële maatregelen kun je die vrijheid onderuithalen. Denk aan de verplichting om als scholen van een verschillende richting samen te werken, anders verlies je een deel van je bekostiging.”
U werd recent grootvader. Hoe is het om zo’n blijde gebeurtenis mee te maken zonder vrouw?
„Ik geniet van een prachtige kleinzoon, maar voel tegelijk de pijn van het gebroken gezin. Ik heb geleerd dat ik me niet te veel voorstellingen moet maken van de toekomst. Het gaat vaak anders dan je denkt.”
Waarom werd u uiteindelijk anglicaan?
„Ik zie in zowel de protestantse als de katholieke traditie iets moois. In de eerste de centrale plaats van de Bijbel, in de tweede de aandacht voor het gewijde, de stilte. De Anglicaanse Kerk verenigt voor mij het beste van twee werelden. Ik vind het heerlijk om Engelse hymns te zingen; zit daarvoor op een koor dat meewerkt aan evensongs. Ik houd erg van de kerk. Het is voor mij de plek om God te ontmoeten in woord en sacrament.”
Levensloop Wim Kuiper
Wim Kuiper (1961, Zwolle) groeide op in „een ARP-gezin”, als jongste van vier kinderen. Vader was accountant, „en dus veel weg”, moeder was thuis. „Aan de keukentafel” werd veel gediscussieerd, onder meer over het eerste kabinet-Den Uyl. „Vader was een beetje linksig, die zag het met de ARP erbij wel zitten. Moeder zei: Je moet die rooien op een afstand houden.” Kuiper studeerde bestuurskunde in Enschede, was een poosje in de ban van het pacifisme en de Studentenekklesia, bezocht een internationale kerkendag in Dresden en leerde daar zijn vrouw kennen, van wie hij later scheidde. Hij promoveerde in Maastricht.