Op federaal niveau is er weinig gebeurd. President Barack Obama wilde de landelijke wetten aanscherpen, maar voor geen van de voorstellen was een meerderheid te vinden in het Congres. De patstelling toont aan hoe machtig de National Rifle Association en de rest van de Amerikaanse wapenlobby nog altijd is. Velen dachten dat de dood van twintig kinderen op de school Sandy Hook Washington zou dwingen strengere wapenwetten door te voeren. Niets bleek minder waar.

Een aantal staten ziet het bewapenen van schoolmedewerkers kennelijk als oplossing om schietpartijen op scholen te voorkomen. In onder meer Alabama, Indiana, Missouri en South Dakota mogen bepaalde medewerkers van scholen voortaan gewapend aan hun werkdag beginnen. Andere staten hebben soortgelijke wetten ingevoerd, maar dan met restricties. In Oklahoma bijvoorbeeld mogen alleen privéscholen hun personeel bewapenen.

In meer dan tien staten is alle informatie over de vergunningen van mensen die verhuld een wapen mogen dragen nu vertrouwelijk. In Michigan hoeven mensen voortaan geen vergunning te hebben om een wapen of munitie te kopen, zolang het wapen of de kogels in Michigan zijn geproduceerd. Inwoners van Texas hoeven voortaan minder veiligheidslessen te volgen om een vergunning te krijgen.

Niet alle staten hebben het wapenbezit na de schietpartij op Sandy Hook gedereguleerd. Zo heeft Connecticut grote magazijnen verboden en meer dan honderd wapens op de lijst van verboden aanvalsgeweren gezet. Maryland trof vergelijkbare maatregelen. Ook New York legde het bezit van aanvalsgeweren en grote magazijnen aan banden.