Filosoof Ad Verbrugge zoekt naar levenswater
Zijn kamer op de Vrije Universiteit in Amsterdam is „geen ruimte om na te denken.” Daarom werkt filosoof Ad Verbrugge graag thuis, in Leiden. Daar observeert en analyseert hij de samenleving om zijn inzichten via artikelen, boeken, colleges en lezingen te delen met anderen. Tegelijk kan hij thuis, in het gezelschap van zijn „straatkat”, de was opvouwen. „Ook dat moet gebeuren.”
De antieke boekenkast in de woonkamer kreunt onder de intellectuele last van filosofische zwaargewichten als Aristoteles, Nietzsche, Heidegger en Kierkegaard. Aan de overkant staat een ontstemde piano met kaarsvet op de toetsen treurig te wezen. Het zijraam biedt uitzicht op de Pieterskerk, die verrassend dichtbij komt.
Verbrugge serveert koffie, thee en suikerbrood. Z’n vaste stek in het studentikoze vertrek is de roodleren bank. Geregeld glijden z’n vingers door de donkere haardos. De laatste kruimels op het dienblad verdwijnen tussen twee volzinnen naar binnen. De filosoof met z’n jongensachtige uitstraling –je geeft hem geen 46– heeft en neemt de tijd.
U hecht aan sociale verbanden. Hoe staat Nederland er in dit opzicht voor?
„Mijn laatste boek heet ”Staat van verwarring”. Individuele mensen verkeren in verwarring, maar ook de overheid en de samenleving. De staat of toestand van de kleine mens en de grote wereld hebben alles met elkaar te maken. Als je in een goedlopend voetbalelftal wordt opgenomen, word je zelf ook naar een hoger niveau getild. Het is typisch Nederlands om een sterke innerlijke overtuiging te hebben, ook in het geloof. Vandaar de vele kerkscheuringen. We koesteren onze overtuiging in het gezin, in de familie. We voelen ons een gids voor anderen: dichtbij en ver weg. We heffen het vingertje: zó moet het. Dat blijft zo tot de jaren zestig van de vorige eeuw. Dan ontstaat de behoefte om het individu te bevrijden van deze benauwende burgercultuur. Die bevrijding gaat met hetzelfde fanatisme gepaard. Ze wordt een nieuw soort evangelie. We brengen niet meer de Bijbelse boodschap naar Borneo, maar varen met de abortusboot over de wereldzee. Wij hebben gelijk, de rest is achterlijk. Mede door die bevrijding zijn traditionele gemeenschapsverbanden geërodeerd, zodat de behoefte aan cohesie weer groeit. Die samenhang wordt volgens velen ondermijnd door de multiculturele samenleving. Sinds 2000, de opkomst van Pim Fortuyn, weten we dat een onderstroom in ons land zich verraden voelt. De Nederlandse identiteit is in hun ogen verkwanseld. Het resultaat is dat we nog steeds zoeken naar nieuwe sociale verbanden. Ook moeten we als individu weer leren zelf verantwoordelijk te zijn. Dat heeft de overheid die alles regelde –de verzorgingsstaat– ons afgeleerd. Premier Rutte heeft het over de participatiesamenleving. Maar waar is het brandpunt? Vroeger was dat de kerk en de zuil eromheen. Dat brandpunt hebben we niet meer; dat geeft verwarring.”
Sinds 2008 tobben we met de crisis. Hoe komen we er ooit uit?
„De kredietcrisis komt voort uit ontaarding. Letterlijk. We zijn het besef kwijtgeraakt dat we aardse mensen zijn, begrensd door tijd en ruimte. Onze financiële handel kon onbegrensd groeien. Geld dat je wilt uitgeven, moet je echter wel verdienen. Ook dat besef is, mede door internet met z’n virtuele handel, nauwelijks meer aanwezig. Maar de wal zal het schip keren. We zullen vanzelf uit de kredietcrisis komen, alleen zal onze geldhandel eerst verder afgebroken moeten worden. Wat we nu meemaken, is niets vergeleken bij wat ons nog te wachten staat. We zullen eerst onze schulden moeten afbetalen, voordat we een nieuwe start kunnen maken. We moeten stoppen met goed geld in slecht geld steken. Bedrijven en landen die het niet redden, moeten we failliet laten gaan. Pas dan is herstel mogelijk. Kijk naar IJsland. We hebben lang gedacht dat we met de internationale taal van het geld een eenheid konden stichten, maar dat is een illusie gebleken. Net als de torenbouw van Babel.”
U sympathiseerde enige tijd met Pim Fortuyn. Wat kunnen we met zijn erfenis?
„Ik vond het moedig wat hij deed en had niet verwacht dat het zo’n weerklank zou vinden wat hij zei. Zijn diagnose van de verweesde samenleving met een gebrek aan leiderschap, de problematiek van de bureaucratie en het gebrek aan beroepseer was terecht. Fortuyn opereerde weliswaar op het niveau van het sentiment, maar heeft door de moord op hem niet de kans gekregen te laten zien wat hij werkelijk kon bereiken. Sindsdien zijn we weinig opgeschoten. Bij de overheid blijven vooral neoliberaal geschoolde economen de dienst uitmaken die een eenzijdige visie op goed bestuur hebben. Zolang het onderwijs bekostigd wordt naar het aantal leerlingen op school, moet je niet denken dat de leraar een centrale rol krijgt. In het hoger beroepsonderwijs geven veel docenten een vak waar ze niet eens voor zijn opgeleid. In België moet je gepromoveerd zijn om les te geven op een hogeschool. Dát bevordert de beroepseer.”
Uw vereniging Beter Onderwijs Nederland hekelt het studiehuis, de tweede fase, competentiegericht onderwijs. Uw inzichten zouden inmiddels zijn verwerkt in het onderwijsbeleid.
„De overheid neemt onze kritiek grotendeels over, maar dat is niet meer dan marketing en meedoen met de heersende mode. De vraag is: Wat doe je met al die leraren die onopgeleid voor de klas staan? Wat doe je met competentiegericht onderwijs waarbij een docent niet meer een specifiek vak geeft en dus ook niet meer in een bepaald vak opgeleid hoeft te zijn? We moeten een stap verder proberen te komen, door na te denken over de bekostiging van het onderwijs en de controle op de kwaliteit ervan. Zover is de overheid nog lang niet.”
Hoe ziet u de positie van het gezin?
„Dat was al belangrijk en wordt steeds belangrijker. Je afkomst is sterk bepalend voor de rest van je leven. Maar ik zie bijvoorbeeld niet gebeuren dat er snel iets aan de echtscheidingspraktijk zal veranderen. Veel scheidingen zijn mede het gevolg van het feit dat mensen trouwen met iemand die een heel andere sociale, culturele of religieuze achtergrond heeft. Dat vergroot het risico dat het fout gaat.”
Mag een hoogopgeleide vrouw die moeder wordt ervoor kiezen om volledig thuis voor haar kind te zorgen?
„Dat is haar goed recht.”
In D66-kring vinden ze dat zo’n vrouw een deel van haar opleiding moet terugbetalen.
„Door er zo over te spreken, reduceer je de zin van een opleiding enorm. Ik vind dergelijke gedachten een vorm van socialistisch liberalisme dat ik niet erg succesvol acht.”
Welke rol ziet u weggelegd voor de kerken in de toekomst?
„Ze zullen opnieuw hun rol moeten pakken. Vooral op sociaal gebied: eenzaamheid tegengaan, hulp bij ziekte en ouderdom, allerlei vormen van praktische naastenliefde.”
Wat heeft u met de kerk, de Bijbel, het christelijk geloof?
„Ik ben nu religieuzer dan vroeger toen ik thuis woonde en elke zondag twee keer naar de kerk ging. God en Jezus zijn realiteiten voor mij. Niet op het niveau van de dogmatiek, maar van de existentie. Ze spelen een rol in mijn leven op de momenten van vreugde, verdriet, verlies, rouw. Ik kom nauwelijks nog in de kerk, omdat het instituut niet meer bij me past. Wat de Bijbel betreft: ik weet niet of je letterlijk moet nemen wat er in Genesis staat over de schepping. Wat is een dag des Heeren als er nog geen zon en maan zijn? Aan de andere kant heb ik niets met de evolutionistische oerknal. Die theorie valt niet te begrijpen. Ik ben geneigd evolutie als een vorm van schepping te zien. Maar laat ik op dit punt vooral eerlijk zijn: ik weet het niet.”
U bent overtuigd monarchist. Waarom heeft het koningshuis toekomst?
„Als hét symbool van nationale eenheid. Sommigen roepen: Wat een ouderwets gedoe, zo’n ongekozen leider. Maar dat hoort juist tot de kern van ons bestaan als Nederlander. Dat ik Nederlander ben, heb ik niet aan mezelf te danken. Dat is mij vergund. De koning heeft zijn positie ook niet aan zichzelf te danken. Hij belichaamt een traditie.”
Als filosoof observeert en analyseert u. Wat bezielt de moderne mens? Wat drijft u?
„Velen hebben behoefte aan verlossing en menen die op allerlei manieren te vinden. Door veel geld te verdienen, in luxe te verkeren, een prachtig huis te hebben, carrière te maken of een bepaalde hobby uit te oefenen. Mijn primaire levensbehoefte is de spirituele dimensie. Mijn leven is een weg door de woestijn; ik zoek naar levenswater. Die zoektocht wil ik niet losmaken van het lichamelijke, het aardse. Dat is het spoor waarin ik ga.”
„Ik ben voor filosofie in de wieg gelegd”
Ad Verbrugge (Terneuzen, 1967) groeit op in een hervormd gezin. Als jochie van zes stelt hij zijn vader bij het naar bed gaan diepzinnige vragen over de kosmos, het ontstaan van de mens en de oorsprong van het kwaad. „Ik ben voor filosofie in de wieg gelegd; probeer alles te begrijpen, ook dat sommige dingen niet te begrijpen zijn.”
Als hij twaalf is, stuurt de dominee hem van catechisatie. „Ik was niet vervelend, maar te kritisch.” Vier jaar later keert Ad terug, omdat er een andere catecheet is, die „de echte vragen van het leven” aan de orde stelt. „Ik was daar zo enthousiast over dat ik de halve klas op school meenam naar catechisatie. We stonden tot ’s avonds halfelf bij de kerk te discussiëren.”
Na de middelbare school ambieert Verbrugge drie studies: natuurkunde, geschiedenis en psychologie. Geen filosofie. Toch gaat hij in 1985 die studie volgen, nadat hij de filosoof Herman Philipse in Leiden een gastcollege hoort geven. „Ik was meteen verkocht.” Verbrugge promoveert in 1999 op de filosoof Heidegger, maar niet in Leiden. „Ik kreeg ruzie met mijn promotor, omdat ik te kritisch was. Het leidde ertoe dat collega’s van de faculteit ziek thuis zaten, maar ik ben nooit bezweken voor de druk. In Leuven was er ruimte om een eigen visie op Heidegger te ontwikkelen.”
In 2004 schrijft Verbrugge het essay ”Tijd van onbehagen”, waarin hij de problemen in de samenleving analyseert. Hij schuurt aan tegen de twee jaar eerder vermoorde Pim Fortuyn. In 2006 richt Verbrugge de vereniging Beter Onderwijs Nederland op, een aanklacht tegen moderne onderwijsvernieuwingen als het nieuwe leren, de tweede fase, het studiehuis en competentiegericht onderwijs.
Verbrugges boek ”Staat van verwarring”, afgelopen voorjaar verschenen, is mede gebaseerd op de erotische roman ”Vijftig tinten grijs” van de Engelse auteur E. L. James. Verbrugge neemt het in zijn boek –er komt een tweede deel– op voor traditionele verbanden als de relatie man-vrouw, gezin en familie in reactie op „de bevrijding van het individu.”
Verbrugge doceert filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij woont pal naast de Pieterskerk in hartje Leiden, heeft drie kinderen en is gescheiden. Ook een tweede relatie loopt op de klippen. Zijn oudste dochter woont bij hem. De filosoof, mét Zeeuws accent, is een verwoed muziekliefhebber. Hij zingt en hij speelt gitaar. „Muziek maken is voor mij bijna zoiets als bidden.”
Uitgelicht
1 Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„Dat is onvermijdelijk. Tegelijk zit er in iedere staat een overtuiging over burgerschap. Neem Frankrijk. De scheiding is daar heel strikt, terwijl de staat de neiging heeft te sacraliseren. In Nederland hebben we de verhouding geregeld op een manier die is gebaseerd op de verzuilde samenleving, terwijl die aan het ontbinden is. In de 19e en de 20e eeuw lag het gedachtegoed van de zuil in het verlengde van de Nederlandse identiteit. Misschien moet je het zelfs omkeren: lag onze identiteit in de verzuiling. Waar dat niet meer voor zichzelf spreekt, wordt het toezicht op elkaar strakker. Ik ben er huiverig voor dat de staat een ideologische agenda oplegt aan de burgers. Het is niet normaal dat Joden rond de tafel moeten met de overheid om een convenant te sluiten over de rituele slacht. In die discussie komen verschillende grondrechten met elkaar in botsing. Ik heb de neiging de vrijheid van godsdienst zwaarder te laten wegen dan bepaalde opvattingen over dierenwelzijn, die ik bovendien ook nog eens hypocriet vind. Op andere terreinen buiten we dieren industrieel uit; waar zit dan de gruwelijkheid? Niet in het levenseinde van dieren, maar in de algehele manier waarop je met ze omgaat.”
2 De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Ik ben voor pluriformiteit in het onderwijs. Zo kan ik me voorstellen dat een reformatorisch schoolbestuur een praktiserende homoseksuele leraar weigert, omdat zo’n levenswijze niet past bij de identiteit van de school. Tegelijk zeg ik: Waar eindigt dit? Mag je als schoolbestuur dan ook een vrouw met een hoofddoekje weigeren? En hoe ondermijnend wordt zo’n bevolkingsgroep voor de nationale cohesie? Een spannende vraag, waar ik geen antwoord op heb. Buiten kijf staat dat je iemand nooit mag weigeren op basis van etniciteit. Dus een neger weigeren simpelweg omdat hij neger is, dat kan niet. Het moet altijd gaan om gedrag, moraliteit en religiositeit.”
3 Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik begrijp er wel iets van, kom zelf uit de rechterflank van de Hervormde Kerk en ken van huis uit de denk- en levenswijze van orthodoxe christenen. Ik waardeer de ernst waarmee ze in het leven staan; ze hebben een bepaald soort dieptedimensie in hun bestaan. Toch is het niet mijn spoor geworden. Ik heb vooral afstand genomen van het instituut kerk. Die vorm werkt voor mij niet. Ik kan er moeilijk in opgaan en vind de kerk beklemmend. Misschien omdat ik te veeleisend ben. Niet dat ik een filosoof op de kansel wil. Juist niet. Ik heb meer met rituelen gekregen, zowel protestantse als katholieke. Ze bieden een surplus. Kerst heb ik altijd geweldig gevonden. Het idee van licht in de duisternis: prachtig.”