Vergane glorie levensbedreigend
De vervallen gebouwen in Cuba bezitten een onmiskenbare charme, maar achter de gevels wordt die vergane glorie stilaan levensbedreigend.
Een overheidsonderzoek bracht aan het licht dat 42 procent van de 11 miljoen Cubanen in „minderwaardige” gebouwen woont die dringend verstevigd en hersteld moeten worden. Van de 2,2 miljoen inwoners van Havana leeft 39 procent in huizen die in een verregaand stadium van verval zijn. Het probleem is het meest acuut in oud-Havana, het historisch centrum van de hoofdstad; daar is 75 procent van de huizen dringend aan restauratie toe.
Begin december bleek nog hoe gevaarlijk dat kan zijn: een gebouw van vijf verdiepingen dat in september onbewoonbaar was verklaard stortte in. Vijf mensen kwamen daarbij om. Oud-Havana werd in 1983 door de VN uitgeroepen tot werelderfgoed, maar toch staan de gebouwen nu al decennialang te verkommeren. De Integrale Ontwikkelingsgroep voor de Cubaanse Hoofdstad, een overheidsinstelling, waarschuwde er in 1994 al voor dat ongeveer 100.000 huizen in groot-Havana tegen het jaar 2000 „onherroepelijk verloren” zouden gaan. Het koloniale patrimonium heeft ondertussen waarschijnlijk al meer van zijn veren gelaten. „Elk jaar worden er meer gebouwen gesloopt dan er worden gebouwd”, erkent Conrado Martínez, de burgemeester van Havana. In 2000 bracht de Economische Commissie voor Latijns-Amerika een rapport uit over de bedroevende staat van de huisvesting in Havana. Een jaar later plaatste het stadsbestuur restauratie boven aan zijn prioriteitenlijstje. De Cubaanse belooft al jaren investeringen om het verval te keren, maar door de economische crisis die het eiland sinds het begin van de jaren ’90 teistert, kwam daar weinig van terecht.
Het verval van Havana dateert eigenlijk al van voor de val van de Muur. Na de socialistische revolutie van Fidel Castro in 1959 werd er vooral geïnvesteerd buiten Havana, om de minder ontwikkelde gebieden op het pad der vooruitgang te helpen. Er is ook een klimatologische reden voor het snelle verval van Havana: de zilte adem van de zee vreet voortdurend aan het ijzerwerk en de gevels.
Analyses en beschouwingen zijn niet besteed aan Violeta García, een 43-jarige verkoopster die al van kindsbeen af in het historische centrum van Havana woont. „Als het regent, komt mijn leven tot stilstand”, klaagt ze. „Het water maakt de muren vochtig en als de zon er weer doorkomt, begint alles af te brokkelen. Voor de meeste huizen komt hulp te laat. „Mijn huis dateert uit de 19e eeuw en werd jaren geleden al onbewoonbaar verklaard”, zucht Violeta. Vorig jaar betaalde ze 500 dollar uit eigen zak om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Dat is strafbaar, want de regering controleert de markt voor de bouwmaterialen. Wie zelf aan het bouwen gaat met materiaal van de zwarte markt, riskeert een boete voor ”illegale constructiewerken.” „Wat moet ik anders? Ik kan nergens anders naartoe en van de regering hoef ik niks te verwachten.” Een boete krijgen is niet de grootste vrees van Violeta. „Na de herstelwerkzaamheden keek ik naar die muren en ik dacht: die gaan op een mooie dag toch instorten.”