Dagjesmensen genieten van een dodelijke paddenstoelwolk
APELDOORN. Kernproeven waren in de jaren 50 een heuse toeristische attractie. Ze werden in de pers aangekondigd en dagjesmensen verzamelden zich om van de dodelijke paddenstoelwolken te genieten.
Het is donderdag vijftig jaar geleden dat bovengrondse kernproeven werden verboden: de Partial Test Ban Treaty werd van kracht op 10 oktober 1963. Maar in de jaren daarvoor hebben bovengrondse kernproeven de hele wereld besmet met radioactief materiaal.
Mensen die woonden in de omgeving van het testterrein in de Amerikaanse staat Nevada raakten radioactief besmet. Naar schatting kregen 212.000 Amerikanen last van schildklierkanker; maximaal 20.000 mensen overleden eraan. Vaak was er opzet in het spel, zoals met de kernproeven boven de Bikini-eilanden in de Stille Oceaan. Onwetend fungeerden de bewoners van nabijgelegen eilanden als proefkonijnen voor de wetenschap.
De Sovjets maakten het zo mogelijk nog bonter dan de Amerikanen. Doelbewust voerden ze honderden bovengrondse kernproeven uit op 100 kilometer van Koertsjatov. Ze moedigden de stedelingen aan om naar de „mooie paddenstoelen” te komen kijken. De proeven hadden plaats wanneer de wind precies naar de stad waaide. Ongeveer 1,2 miljoen mensen raakten besmet. De slachtoffers werden niet behandeld, maar waren studieobject.
Terwijl de Amerikanen varkens het testgebied in stuurden, gebruikte de Sovjet-Unie militairen. Zo moest in 1954 een regiment van 45.000 soldaten op oefening in het besmette gebied; 272 parachutisten die in een testgebied werden gedropt, waren binnen drie dagen overleden.
Door de kernproeven werden radioactieve deeltjes wereldwijd verspreid. De wereld fungeerde als wetenschappelijke proeftuin. Het bood wetenschappers in de jaren 60 een unieke kans om te kijken hoe vooral strontium-90 –dat botkanker kan veroorzaken– uitwaaierde over de hele aardbol. Vooral jonge kinderen vormden een interessant studieobject: zij waren in de groei en namen het meeste strontium in zich op.