„Exportlanden niet alert op corruptie”
BERLIJN (ANP). De exporterende landen moeten meer doen om ervoor te waken dat hun grote internationale bedrijven in het buitenland proberen via corruptie en omkoping voordelen van functionarissen te verkrijgen. Ook Nederland doet weinig tot niets aan de bestrijding, meldde Transparency International dinsdag in een rapport over de manier waarop regeringen een anticorruptieverdrag van de OESO uit 1997 uitvoeren.
Bij deze overeenkomst zijn 40 landen aangesloten die samen meer dan twee derde van de export wereldwijd vertegenwoordigen. Slechts acht van deze landen - zoals de VS en Duitsland - zijn actief bezig om de ‘export van corruptie’ tegen te gaan. Maar volgens de anticorruptie-organisatie maken 30 van de 40 landen hier nauwelijks werk van.
De landen falen volgens de onderzoekers om verschillende redenen. Zo hebben ze bezuinigd op hun inspecties, hebben ze een tekort aan kennis en menskracht om corruptie in het buitenland te onderzoeken en maken ze te weinig gebruik van de maatregelen die al bestaan.
Nederland behoort tot een groep van 20 landen - samen met onder meer Brazilië, Japan en Zuid-Korea - die het minste doen om erachter te komen of hun bedrijven en zakenmensen zich over de grens inlaten met corrupte praktijken. Volgens Tansparency International is Nederland de afgelopen jaren slechts negen onderzoeken begonnen, gelijk verdeeld over 2010, 2011 en 2012. Slechts één groot onderzoek leidde tot sancties: Ballast Nedam schikte voor 17,5 miljoen euro met het Openbaar Ministerie. Dat ging om omkoping van functionarissen in het Midden-Oosten tussen 1996 en 2003.