Het onderzoek, de eerste globale studie naar het fenomeen ‘digital natives’, werd uitgevoerd door het Georgia Institute of Technology en de International Telecommunication Union. De New York Times schrijft er over.

Ze concluderen dat in veel ontwikkelde landen meer dan 90 procent van de jongeren ‘digital natives’ zijn. Zuid-Korea spant de kroon; daar maakte 99,6 procent van de jongeren tussen de 15 en de 24 de laatste vijf jaar actief gebruik van internet.

Veel ontwikkelingslanden lopen echter ver achter op deze cijfers. Op Timor-Leste (Oost-Timor) bijvoorbeeld, een eiland in de Stille Oceaan, is slechts 0,6 procent van de jongeren in deze leeftijdscategorie ‘digital native’.

Bovendien is in veel ontwikkelingslanden sprake van een generatiekloof: jongeren in Burundi, Eritrea en Timor-Leste gebruiken drie keer vaker internet dan ouderen. In veel Afrikaanse, Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen is de kloof tussen digital natives en de rest van de bevolking vele malen groter dan in de rest van de wereld.

Volgens onderzoeksleider professor Michael Best van Georgia Tech duiden de resultaten op een paradox. Het veronderstelde onderscheid tussen de generatie ‘altijd online’ en ouderen is in geïndustrialiseerde landen veel minder nadrukkelijk aanwezig dan elders in de wereld.

Landen met het hoogste aandeel digital natives zijn overwegend rijke, ontwikkelde landen, waar toegang tot internet gemeengoed is. In Nederland is 98,4 procent van de jongeren digitaal vaardig. Afgezet tegen het totaal van de bevolking is dat 11,9 procent.

IJsland staat met 13,9 procent bovenaan de lijst, de tien slechtst scorende landen zijn zonder uitzondering Afrikaanse of Aziatische landen.