Gezag
HC, zondag 39
De ambten of de deugden die hier aan alle soorten van mensen worden bevolen, zijn onder meer de algemene rechtvaardigheid, een gehoorzaamheid aan alle wetten. Het is duidelijk dat die hier wordt geboden, omdat zij die over anderen gesteld zijn gehoorzaamheid verplicht zijn te eisen van hen die onder hen staan. Door hun eigen voorbeeld moeten zij diegenen opwekken tot gehoorzaamheid.
Aan hen die onder iemand anders staan, wordt bevolen dat zij gehoorzaam zijn aan alle geboden van hun meerderen die recht en billijk zijn. Hiermee strijdt: alle nalatigheid in het ambt. Vervolgens alle moedwillige ongehoorzaamheid en oproer en een geveinsde vervulling van het ambt, geveinsdheid, ogendienst.
De bijzondere rechtvaardigheid is verder een deugd die aan iedereen het zijne geeft. „Het zijne” is een ieders ambt of eer of beloning die hem toekomt. Romeinen 13:7: „Zo geeft dan een iegelijk wat gij schuldig zijt, schatting dien gij de schatting, tol die gij de tol, vreze dien gij de vreze, eer dien gij de eer schuldig zijt.”
Zacharias Ursinus, hoogleraar in Heidelberg
(”Schatboek Heidelbergse Catechismus”, 1657)