In een rapport schrijft HRW dat de executies op 2 en 3 mei plaatshadden in Bayda en Banias, twee overwegend soennitische dorpen aan de kust. De twee dorpen liggen midden in het alawitische achterland waar veel aanhangers van Assad wonen. HRW interviewde vijftien inwoners van Bayda en vijf uit Banias. Ook een aantal overlevenden en lokale activisten werd geïnterviewd. In Bayda werden 167 mensen omgebracht, in Banias 81.

„Terwijl de wereld zich erop richt te voorkomen dat de Syrische regering nog langer chemische wapens tegen de bevolking inzet, moeten we niet vergeten dat de Syrische regeringstroepen ook conventionele middelen hebben om burgers af te slachten”, aldus Joe Stork, directeur Midden-Oosten van HRW. „Overlevenden hebben ons verschrikkelijke verhalen verteld hoe hun ongewapende familieleden voor hun ogen werden neergemaaid door militairen en pro-regeringsgroepen.”

In het 68 pagina’s tellende rapport schrijft HRW over bewijsmateriaal te beschikken dat ‘de overweldigende meerderheid’ van de slachtoffers werd vermoord toen de gevechten tussen regeringstroepen en rebellen al waren afgelopen en de laatsten zich hadden teruggetrokken uit het gebied. Het aantal slachtoffers is vermoedelijk hoger dan 248, maar het is lastig om dit te controleren omdat het gebied moeilijk toegankelijk is. De Syrische regering zei ten tijde van de slachtpartijen dat er militairen in Bayda en Banias actief waren. Die zouden echter louter hebben gevochten en veel ‘terroristen’ hebben gedood, de term die het regime gebruikt voor rebellen.