Geschiedenis

Wat de meute afdankt, legt Jopie Huisman vast

Zijn schilderijen laten zien wie Jopie Huisman is: een Fries in hart en nieren, vaardig met het penseel en geïntrigeerd door alles wat waardeloos lijkt. In Workum heeft hij zijn eigen museum.

Teo van den Brink

9 September 2013 19:54Gewijzigd op 15 November 2020 05:43
Jopie Huisman werkt drie maanden aan zijn ”Hoeden” (1978). Beeld Jopie Huisman Museum
Jopie Huisman werkt drie maanden aan zijn ”Hoeden” (1978). Beeld Jopie Huisman Museum

Het lijkt zo’n eenvoudig portret. Een man die een sjekkie draait. Hoed op, jas aan en daaronder een rood, versleten hemd. Uiterst zorgvuldig is het vastgelegd: de achtergrond van jute, de aders in zijn gezicht en de knokkels van zijn handen. Het is een zelfportret van Jopie Huisman (1922-2000). Hij portretteert zich niet als dandy, schilder of man die ertoe doet. Nee, Jopie is voddenboer.

Schilderdrang

Dat is hij niet altijd geweest. Als 14-jarige jongen –zijn tijd van polsstokspringen, vissen en eieren zoeken zit erop– gaat hij naar de ambachtsschool in Sneek om zich te bekwamen als huisschilder. Op het verkeerde moment komt hij van school: er is geen werk te vinden in de crisis van de jaren dertig. Zodoende gaat hij aan het werk als plateelschilder in aardewerkfabriek Aurora in Workum. Zijn eerste tekeningen ontstaan daar. Het museum toont er dit jaar een aantal uit depot. Getekend in potlood of geschilderd met waterverf en sepia. „Ik ben begonnen met schilderen net zoals ik ben begonnen met ademhalen”, schrijft hij in zijn monografie. „Zonder dat ik me ervan bewust was. Het is gewoon een drang, van binnenuit. Net als eten en drinken. Als kind tekende ik al, naar mijn gevoel zonder bedoeling. Ademhalen doe je ook zonder bedoeling, behalve als je bijna stikt. Dan weet je pas dat ademhalen niet gewoon is. Dan voel je het aparte ervan.” Jopie Huisman maakt rond 1940 intieme portretten van zijn ”heit” Ypke en ”mem” Grietje, een vrome rooms-katholieke vrouw die niet alleen iedere morgen naar de mis ging, maar ook haar kinderen leerde dat alles wat niet de liefde als basis heeft, niet echt is. Sommige tekeningen zijn wat kneuterig, ietwat stijf, maar stuk voor stuk getuigen ze van zijn innemende toewijding aan het tekenvak.

Voddenman

Op aanraden van zijn broer Lieuwe start Jopie, net na zijn huwelijk met Eelkje de Boer, een handel in vodden en oud ijzer. Voddenman is in de jaren 50 een dankbaar beroep in Nederland. Kringloopwinkels zijn er nog niet en huisvrouwen verdienen graag wat bij door hun oude kleding en beddengoed voor een paar centen te verkopen aan de man die regelmatig langskomt met duwkar of bakfiets. Huisman heeft zijn bestemming gevonden. „De bescheiden status, de ruigheid en het avontuur pasten precies bij mijn vrijgevochten natuur. Ik voelde me als een vis in het water. Acht jaar liep ik zo achter de voddenkar door Workum.” Het gaat zo goed dat hij een eigen groothandel begint in het plaatsje Herbaijum. Veel voddenmannen komen bij hem over de vloer. Bijvoorbeeld Euzie, een lompenkoopman uit Makkum. Met een veel te grote jas die hij onderweg van een boer heeft gekregen loopt hij iedere dag 30 kilometer met zijn duwkar om zijn vodden bijeen te scharrelen. Tussen de handel door grijpt Jopie Huisman naar zijn penseel. „Portretschilderen is mijn sterkste kant”, zegt hij. „Eén werkdag van Euzie imponeert mij meer dan een leven lang werken van de minister.” Voor 3 gulden wil de Makkumer lorrenboer poseren. Drie maanden later, als het portret klaar is, vraagt Jopie aan Euzie of hij het komt bekijken. „Ik kom alleen kijken als ik weer 3 gulden krijg.” Euzie heeft zijn portret nooit gezien.

Fotorealisme

Het Jopie Huisman Museum bezit ongeveer 300 werken van de kunstenaar, dat is ruim 70 procent van het totale oeuvre dat Huisman na zijn dood in 2000 achterliet. „Zijn belangrijkste periode is de tijd van 1973 tot 1985”, vertelt Henk van Krugten, huismeester van het museum. „Die werken zijn bij elkaar gehangen in één kabinet.” De indeling van het in 1992 geopende museum is geïnspireerd op de klaslokalen van het voormalige schoolgebouw dat hier gevestigd was: een kabinet voor Huismans vroege werk, één voor zijn portretten en karikaturen uit de jaren 60 en een erekabinet voor zijn topstukken. In dat laatste hangen minutieus uitgewerkte olieverfschilderijen met allerhande vodden als onderwerp: kapotte, opgelapte schoenen, tientallen malen verstelde broeken en hemden, generatieslang gedragen kinderschoentjes en versleten hoeden en petten.

De voorwerpen, die vaak getuigen van schrijnende armoede komen allemaal uit Huismans schuur. „In die nederige en vernederende dingen zag ik mijn eigen toestand weerspiegeld”, aldus Huisman, doelend op de tegenslagen uit zijn eigen leven: de oorlog, tuberculose, het overlijden van dierbaren en zijn scheiding in 1973. „Ik ging die dingen haarscherp schilderen zoals ze voor mij stonden, lagen of hingen, en gaf ze –door de grote aandacht die ik ze gunde en de manier waarop ik ze benaderde– een tweede leven. Dat ging met inzet van al mijn krachten, want ik deed dat overdag tussen de handel door.”

Jopie Huisman is met zijn artistieke talent in staat om dat wat als oud vuil wordt afgedankt om te toveren in iets waardevols dat ontroert. Neem het ”Roodbaaien hemd” uit 1975, een ogenschijnlijk versleten, weggegooid kledingstuk gemaakt van rode baai, een wollen stof die sterk geruwd en vervilt is. Met vier knijpers hangt het zware hemd aan een lijn. Een horizon of een voorwerp zoals een tafel waardoor het perspectief duidelijk wordt ontbreekt. Huisman heeft het geschilderd voor een effen achtergrond, opgebracht in vele dunne lagen donkerbruine verf. Het maakt het werk tot een fotorealistisch icoon.

Wat de meute afdankt, legt Jopie Huisman met uiterste concentratie vast. Zoals de pentekening ”De broek van meuke Albertje” van een onderbroek die 133 keer versteld is. Vaak lapte Albertje hem op in de kleur rood van de oorspronkelijke stof, maar na de dood van haar man neemt de drager het niet meer zo nauw met de kleur. „Nu ziet toch niemand me meer in die broek”, moet ze gedacht hebben.

Het olieverfschilderij met schoenen die de weg zijn gegaan van hun drager. Of het stilleven van vijftien hoeden. Ooit zijn al die mensen blij thuisgekomen met hun nieuwe hoed. Het bonthoedje van de kokette dame, het rode hoedje met het metalen sieraad van de feeks en de baret met vette vingers van een automonteur. Huismans schilderijen zijn stuk voor stuk relikwieën, meestal van een mensenleven oud.

www.jopiehuismanmuseum.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer