Israël laat journalisten voorlopig met rust
De Israëlische regering schort een plan op om journalisten een onderzoek te laten ondergaan door de veiligheidsdienst. Het plan stuitte op verzet van Israëlische en buitenlandse journalisten in Israël en van internationale organisaties die zich bezighouden met persvrijheid.
Het persbureau van de regering zond vorige week een uitgebreide vragenlijst naar journalisten voor het verkrijgen van perskaarten in 2004. Deze lijst, waarmee de journalist onder andere werd gevraagd naar de naam van de grootvader en de godsdienst, zouden moeten worden ingeleverd als beëdigde verklaring.
Het kantoor was van plan de namen van de journalisten ter goedkeuring door te geven aan de veiligheidsdienst. Ook zouden journalisten moeten betalen voor het verkrijgen van nieuwe perskaarten.
De directeur van het regeringsperskantoor, Danny Seaman, hoopte met de nieuwe regels het aantal van 16.000 personen die een perskaart bezitten, te verminderen. Ook zei hij te willen voorkomen dat de perskaarten worden misbruikt.
De perskaarten dienen onder meer om toegang te krijgen tot bijeenkomsten van de regering en om door het leger toegelaten te worden in de Palestijnse gebieden.
De buitenlandse persassociatie stelde in een verklaring dat de Israëlische autoriteiten „onredelijke vetomacht” zouden krijgen over wie een buitenlandcorrespondent in Israël kan zijn.
Het kantoor van premier Ariel Sharon, waaronder het perskantoor ressorteert, besloot maandag de nieuwe regels voorlopig in te trekken. De Israëlische media melden dat Seaman zijn baan zal verliezen.
Het Israëlische hooggerechtshof heeft dinsdag een verbod opgeheven op ”Jenin Jenin”, een omstreden film van de Israëlisch-Arabische cineast Mohammed Bakri over een inval van het Israëlische leger in een Palestijns vluchtelingenkamp bij Jenin. Het hof meent dat de Israëlische censuur met het verbod te ver is gegaan in de beperking van de vrijheid van meningsuiting.
De censuurcommissie besloot een jaar geleden de film te verbieden, omdat die een vals beeld zou schetsen van de acht dagen durende inval in het kamp in april 2002. Bij de inval sneuvelden 52 Palestijnen en 23 Israëlische militairen.
Bakri ging in beroep bij het hooggerechtshof, dat hem dinsdag eenstemmig in het gelijk stelde. Rechter Dalia Dorner schrijft in haar oordeel dat „het feit dat de film leugens bevat, niet volstaat om een verbod te rechtvaardigen.”