De PKK, die vijftien jaar lang een bloedige strijd voerde tegen het Turkse leger, veranderde haar naam vorig jaar in Kadek, het Congres voor Vrijheid en Democratie in Koerdistan, en kondigde aan een minder gewelddadige strategie te gaan voeren. Dinsdag zei Kadek zich op te heffen om de vorming van een meer democratische, breder gesteunde groep mogelijk te maken. Verdere details over de opheffing van de organisatie werden niet gegeven.

De Koerdische rebellen, van wie het grootste deel -zo’n 5000 man- zich ophoudt in Noord-Irak, zijn de laatste weken onder toenemende druk komen te staan van de Verenigde Staten en Turkije, die hen beschouwen als terroristen. De landen hebben in september een actieplan opgesteld om de in Noord-Irak verblijvende Kadek-leden samen te bestrijden. Maandag zouden rebellen van Kadek in gevecht zijn geraakt met Amerikaanse en Iraaks-Koerdische troepen, waarbij een Iraaks-Koerdische soldaat zou zijn gedood.

De Turkse regering zegt dinsdag in een reactie op het aangekondigde einde van Kadek dat het beleid niet zal worden aangepast en dat de strijd tegen separatistische Koerden en (voormalige) PKK-strijders zal worden voortgezet. „Het gaat hier om een cosmetische ingreep. De doelstelling van de PKK en later Kadek is niet gewijzigd of ingetrokken. De strijd tegen separatisten gaat door”, zei premier Recep Tayyip Erdogan tegen het persbureau Anatolia.

De PKK werd in 1978 opgericht met als doel een autonome Koerdische provincie te stichten in Zuidoost-Turkije. In 1984 begon de partij een gewelddadige strijd, die aan 37.000 mensen het leven zou kosten. De PKK kondigde een eenzijdig staakt-het-vuren af nadat haar leider Abdullah Öcalan in 1999 gevangen was genomen door de Turkse veiligheidsdienst. De gevechten namen sindsdien in hevigheid af.

Van de 68 miljoen inwoners van Turkije is 20 procent van Koerdische afkomst. Toch worden Koerden niet als een officiële minderheid gezien, zoals Grieken, Joden en Armeniërs.