Harhoff klaagde in zijn brief over uitspraken in hoger beroep bij het tribunaal, dat in 1993 door de VN-Veiligheidsraad is opgericht om ernstige misdaden gepleegd in voormalig Joegoslavië te berechten. Harhoff ergerde zich in zijn uitgelekte schrijven aan een reeks vrijspraken van commandanten. Hij sprak daarbij onder meer van zijn „beroepsmatige en morele” problemen met de jurisprudentie van het hof en hij bekritiseerde president Theodor Meron van het hof fel.

Harhoff vermoedde dat er in de hoger beroepsprocedures druk op Meron en rechters is uitgeoefend om de verantwoordelijkheid van bevelhebbers te beperken tot misdaden waar ze zelf specifiek opdracht toe gaven of leiding aan gaven. Dat strookt volgens hem niet met de „geldende praktijk” beklaagden te veroordelen voor wat ondergeschikten of aanhangers uitspookten. Seselj heeft over deze redenering geklaagd. Hij vindt dat Harhoff hiermee vooringenomen is, omdat de schuld dan eigenlijk vooraf al vaststaat.

Seselj wordt beschuldigd van de verantwoordelijkheid voor oorlogsmisdaden die meer dan 20 jaar geleden in het voormalige Joegoslavië zouden zijn gepleegd tegen niet-Serviërs. Hij heeft zich in februari 2003 overgegeven aan het tribunaal en zit zo al meer dan 10 jaar vast. Het vonnis in zijn in 2007 begonnen proces leek eindelijk in zicht. Het staat op 30 oktober gepland, maar het is onduidelijk of dat met het vertrek van rechter Harhoff doorgaat. Dat moet de vicepresident van het tribunaal, Carmel Agius, nog beslissen.