Tot 2009 ontliep de werkloosheid onder hoogopgeleide mannen en vrouwen van 25 tot 35 jaar elkaar nauwelijks. In dat jaar was het voor beide groepen ongeveer 3 procent. Sindsdien loopt de werkloosheid onder de mannen sterker op dan onder vrouwen. In 2012 was 6,2 procent van de hoogopgeleide mannen werkloos, tegen 3,6 procent van de vrouwen.

Vooral mannen met een afgeronde sociaalwetenschappelijke studie komen moeilijk aan een baan. In de periode 2010-2012 nam de werkloosheid in deze groep toe tot ruim 8 procent. Bij vrouwen met een sociaalwetenschappelijke studie nam de werkloosheid juist licht af.

Ook in de andere onderwijsrichtingen is de werkloosheid voor mannen in de afgelopen drie jaar opgelopen. Bij vrouwen zijn het vooral degenen met een juridische studie waarvoor de werkloosheid in de afgelopen jaren iets sterker is gestegen.

Onder hoogopgeleiden van 35 tot 45 jaar was de werkloosheid bij vrouwen doorgaans hoger dan bij mannen. Hierin is echter verandering gekomen. In 2012 lag de werkloosheid voor beide groepen vrijwel gelijk. Van de hoog opgeleide mannen in deze leeftijdsgroep was 3,5 procent werkloos tegen 3,7 procent van de vrouwen