Srebrenica-moeder begraaft 2 botjes van zoon
SARAJEVO (ANP). Twee botjes. Dat is alles wat Munira Subasic donderdag kan begraven van haar zoon Nermin, die in 1995 na de val van de moslimenclave Srebrenica werd vermoord door de Servische troepen. Munira is de bekendste vertegenwoordigster van de duizenden vrouwen uit Srebrenica die hun mannen en zonen verloren. Deze groep moeders klaagde, tot nu toe tevergeefs, de Nederlandse staat en de Verenigde Naties aan voor fouten die zijn gemaakt tijdens de verovering van het stadje.
Donderdag worden tijdens de jaarlijkse herdenking bij de erebegraafplaats in Potocari bij Srebrenica de resten van 409 slachtoffers begraven van wie het afgelopen jaar de identiteit is vastgesteld.
Nermin is één van de ongeveer 8000 slachtoffers van het Bosnisch-Servische leger van generaal Ratko Mladic, dat op 11 juli 1995 de moslimenclave veroverde. Velen werden na gevangenneming standrechtelijk doodgeschoten en in massagraven gedumpt.
Aan de krant Oslobodjenje in Sarajevo vertelt Munira, die behalve haar zoon ook haar man verloor, dat het haar zwaar valt om slechts enkele botten te begraven. „Ik heb ook een hoofd en handen en voeten gebaard, maar die zijn er niet bij. Veel moeders begraven van hun kind slechts een paar botten, of hooguit een half kind.”
Veel van de stoffelijke overschotten van de slachtoffers zijn gevonden in zogenoemde secundaire en tertiaire massagraven. Ze werden met graafmachines uit de aanvankelijke graven gehaald en elders opnieuw begraven. Daarbij zijn veel beenderen zoekgeraakt. Dat bemoeilijkt de identificatie van de slachtoffers, ondanks de inzet van DNA-analyse.
Munira zegt dat ze, net als veel van haar lotgenoten, al die jaren is blijven hopen dat haar zoon nog in leven was, hoewel werd gezegd dat iedereen vermoord is en er geen overlevenden zijn. „Toen ze me vertelden dat ze iets van Nermin gevonden en geïdentificeerd hadden, voelde het alsof hij op dat moment werd vermoord. Het was alsof mijn ziel werd afgesneden. Maar ik dank Allah dat ik tenminste die twee botten heb.”
Ze zegt dat ze, samen met de andere vrouwen, zal blijven zoeken naar de resten van hun kinderen. Zolang die niet gevonden zijn, duurt voor haar de oorlog voort. „We gaan door tot alle massagraven gevonden zijn en tot de schuldigen een naam hebben, net als hun slachtoffers.”
In Den Haag staan Mladic en de Bosnisch-Servische president Radovan Karadzic terecht voor de genocide in Bosnië.