Zuid-Iraakse stad Basra leeft op onder Britse soldatenlaars
In de zwoele avondlucht slenteren honderden mensen door de belangrijkste winkelstraat van Basra. Straatventers roepen naar gezinnen met ijsjes in de hand en prijzen hun waar aan.
Terwijl in Bagdad en het gebied ten noorden en westen daarvan nog dagelijks doden vallen onder Amerikaanse militairen, is het in de door Britten bewaakte grootste stad in het zuiden van Irak relatief rustig. Dankzij een ononderbroken water- en stroomvoorziening, een minder opdringerig aanwezige bezettingsmacht en een sjiitische bevolking die niets van het vorige regime wil weten.
Nog maar een paar maanden geleden was het invallen van de duisternis voor de inwoners van Basra het sein om de straten te verlaten en de veilige beslotenheid van hun huizen op te zoeken. Maar nu de orde langzamerhand is hersteld, bloeit de handel weer op en begint het leven zijn normale loop te hernemen. Een van degenen die goede zaken doen is Ikhlas Ja’afar, de 40-jarige eigenaar van een luxe ijssalon in de stad die iedere avond 500 tot 600 klanten heeft en nog meer op donderdag en vrijdag.
Stabiliteit en basisdiensten gaan hand in hand, zeggen de Britse militaire autoriteiten. „Het grootste deel van onze tijd hebben wij besteed aan essentiële infrastructuur - brandstof, stroom en water”, zegt kapitein Alan Sweeney (27).
De Britten hebben leergeld betaald. Toen er in de zinderende hitte van augustus voor de zoveelste keer geen benzine was en geen stroom, koelden inwoners hun frustratie op Britse militairen. De Britten weten het tekort aan stroom aan plunderaars en het uitvallen van een lang verwaarloosde elektriciteitscentrale, waardoor een brandstofraffinaderij niet op volle toeren kon draaien. Voor 16 miljoen dollar werden de generatoren opgeknapt en sindsdien hebben de 1,3 miljoen inwoners van Basra constant stroom.
„Toen we dat eenmaal voor elkaar hadden, konden we verdergaan. De mensen bekommeren zich nu om zaken als werk, waterzuivering en onderwijs. Dat is tekenend voor ons succes”, zegt Sweeney.
Door hun ervaring in Noord-Ierland en andere conflictgebieden weten de Britten hoe ze als militairen moeten opereren in een burgeromgeving. Daarom patrouilleren ze voornamelijk te voet en dragen ze baretten in plaats van helmen. „De belangrijkste les is te weten dat de vijand maar een kleine minderheid is van de bevolking. Als je iedereen als de vijand behandelt, moet je dat later bezuren”, aldus Sweeney.
Eenheden die na het einde van de oorlog in mei arriveerden, kregen een basiscursus Arabisch, wat volgens Sweeney „een echte bruggenbouwer” is gebleken. De Amerikanen in het noorden proberen taalproblemen op te lossen door harder te gaan schreeuwen in het Engels of handgebaren te maken die de Irakezen zelden begrijpen.
Daarnaast steunt de coalitie in Basra op een nieuwe Iraakse politiemacht die door Britse militairen is opgeleid. De agenten voeren surveillances uit en moeten op termijn de ordehandhaving overnemen. Bij een recente verkeerscontrole in het centrum oogstten Iraakse agenten verschillende messen en een vuurwapen en arresteerden zij twee jeugdige verdachten. De 52-jarige winkelier Abdul Zahra Mohammed keek goedkeurend toe. „Wij willen Iraakse gezichten, geen Britse.”
Zonder geweld is Basra niet: bij stammenvetes en wraakoefeningen is in bepaalde wijken het nodige bloed gevloeid. Maar ofschoon veel inwoners de Britten graag zien vertrekken als de stabiliteit is weergekeerd, is er weinig openlijke wrok tegen de coalitie. In de afgelopen twee maanden zijn geen Britten gedood en zijn maar een paar Britse soldaten gewond geraakt.
Een ander belangrijk verschil met de Amerikanen is dat de Amerikanen opereren in gebieden waar de bevolking overwegend soennitisch is en aanhanger van Saddam Hussein. De inwoners van Basra moeten niets van Saddam hebben. De sjiitische meerderheid in de stad werd door de soennitische minderheidsregering zwaar onderdrukt. De voorheen alomtegenwoordige beeltenissen van Saddam zijn uit het stadsbeeld verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor de portretten van invloedrijke sjiitische geestelijken.
„Wij voelen ons nu veel veiliger. Onder Saddam waren we de hele tijd bang, zelfs in onze slaap. Ieder moment kon iemand aan de deur komen om je weg te halen, maar nu zijn we bevrijd”, zegt Fawzi Abd, een 54-jarige pompbediende.
De vrijheid heeft de stad nieuw leven ingeblazen. Overal verrijzen nieuwe hotels, waar zakenlieden uit Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en Jordanië logeren die hun kansen ruiken in het nieuwe Irak. In de straten van Basra wemelt het van de handelaren die meubels en gebruikte auto’s aan de man proberen te brengen. De nabijgelegen haven van Umm Qasr bruist van activiteit.
„Deze stad leeft weer”, zegt meubelverkoper Saeed Hassan.