’Milosevic voorkwam in 1993 bloedbad in Srebrenica’
De voormalige Joegoslavische en Servische president Slobodan Milosevic speelde in 1993 een grote rol in het voorkomen van een bloedbad in de ’beveiligde’ enclave Srebrenica. Die visie ontvouwde getuige Lord David Owen, die begin jaren negentig optrad als EU–onderhandelaar in Joegoslavië, dinsdag voor het Joegoslavië–Tribunaal in het proces tegen Milosevic.
„U was zeer behulpzaam bij het tegenhouden van generaal Mladic die in 1993 Srebrenica wilde binnentrekken", aldus de voormalige Britse minister van Buitenlandse Zaken Owen tijdens het door Milosevic afgenomen kruisverhoor. Een aanval op de propvolle enclave en de daarmee gepaard gaande straatgevechten waren zeker uitgelopen op een massaslachting, verklaarde Owen.
De voormalige EU–onderhandelaar wilde liever niet reageren op vragen van Milosevic over de val van Srebrenica in juli 1995 omdat die zich afspeelde buiten het gezichtsveld van de Brit, die van augustus 1992 tot juni 1995 actief was op de Balkan. Maandag leek Owen de gedaagde meer tegemoet te komen toen hij vaststelde dat Milosevic in 1995 veel minder greep leek te hebben op de Bosnisch–Servische leiders als Karadzic en Mladic dan eerder het geval was.
De aanklagers van het tribunaal willen onder meer de betrokkenheid aantonen van Milosevic bij de massaslachting in Srebrenica in juli 1995. Ze hebben Milosevic onder meer genocide (volkerenmoord) ten laste gelegd begaan in Bosnië.
De getuigenis van Owen werd dinsdag gevolgd door die van een beschermde getuige. B–1531, zoals die getuige wordt aangeduid, verhaalde over de situatie in de Oost–Bosnische stad Foca.