Ongenoegen bij ChristenUnie-SGP over EDD
Bij de leden van de eurofractie van de ChristenUnie en de SGP heerst ongenoegen over de samenwerking binnen de groepering Europa van Democratieën in Diversiteit (EDD). Dat blijkt uit een notitie waarin zij het functioneren van en de deelname aan die coalitie evalueren.
Na de verkiezingen in de zomer van 1999 zijn J. Blokland, R. van Dam en B. Belder toegetreden tot de genoemde fractie binnen het Europees Parlement (EP). Die telt momenteel achttien leden. Behalve de Nederlanders is een aantal Britten, Denen en Fransen erbij aangesloten. De vertegenwoordigers van de protestantse partijen hebben recent, na tweeënhalf jaar en halverwege de huidige ambtsperiode, de balans opgemaakt. Die valt bepaald niet gunstig uit. Tussen de regels door uiten zij stevige kritiek in de richting van hun ’politieke vrienden’.
Zo constateren zij dat als gevolg van „onduidelijkheden en miscommunicatie” regelmatig de onderlinge afstemming van de werkzaamheden binnen de commissies voor de diverse beleidsterreinen, te wensen overlaat. Zij benadrukken dat daardoor de beschikbare middelen om de eigen visie naar voren te brengen onbenut blijven. „Wanneer iemand zijn boodschap optimaal wil presenteren, is de vertolking daarvan in de vakcommissies onmisbaar”, menen zij.
De afgevaardigden van de combinatie ChristenUnie-SGP hechten aan een actieve en serieuze bijdrage aan de vergaderingen van het in Brussel en Straatsburg zetelende Parlement. In dat kader stellen zij vast dat ondanks de kleine omvang van EDD het in de praktijk individuele leden wel degelijk lukt zo nu en dan ’resultaat’ te boeken. Met daaraan de toevoeging: „Veelal is dat te danken aan de persoonlijke inzet en attitude.”
Zij ergeren zich dan ook aan groepsleden die minder zwaar tillen aan hun taak. Het gebeurt dat andere EDD’ers spreektijd claimen bij een agendapunt en vervolgens tijdens de gedachtewisseling niet komen opdagen zonder dat zij de toegewezen minuten hebben overdragen. Ook laten zij soms verstek gaan bij stemmingen in commissies zonder een plaatsvervanger te sturen.
In de notitie hameren Blokland, Van Dam en Belder voorts op het belang van „een goede onderlinge verstandhouding.” Zij schrijven: „Er moet voor worden gewaakt dat inhoudelijke meningsverschillen niet leiden tot situaties waarin een gesprek niet meer mogelijk is. Te allen tijde zal het debat op een waardige wijze moeten worden gevoerd, zowel binnen als buiten de fractie.” Respect voor elkaars afwijkende opvattingen dient te zorgen voor, zoals zij het aanduiden, „een werkbare sfeer.”
De bindende factor voor het gezamenlijk optrekken, zo werd in 1999 bij de voorafgaande onderhandelingen geconcludeerd, is „de afwijzende houding tegenover een verdere integratie binnen de EU.” In opmerkingen van de vertegenwoordigers van ChristenUnie en SGP klinkt door dat zij zich in toenemende mate storen aan -wat een stap verder gaat- de ronduit anti-EU-opstelling van sommige EDD-collega’s. Die zien hun land liever nog vandaag dan morgen uit de Unie vertrekken. Een dergelijk pleidooi zullen we uit de mond van de drie Nederlanders zeker niet horen. Zij kiezen voluit voor participatie, met daarbij „een positief kritische stellingname.” „Wij zitten hier niet om zand in de machine te strooien”, verklaren zij.
De samenwerking is er niet gemakkelijker op geworden sinds onlangs twee Fransen zijn binnengehaald, die voorheen behoorden bij de Unie voor een Europa van Nationale Staten (UEN). Zij huldigen sterk nationalistisch getinte standpunten, waarbij de delegatie van ChristenUnie-SGP zich niet thuisvoelt.
De evaluatierapportage is inmiddels toegezonden aan het college van advies, een overlegorgaan met deskundigen uit beide partijen dat fungeert als klankbord en denktank. Ondanks de allerminst bevredigende situatie hebben de drie Europese volksvertegenwoordigers besloten dat zij „vooralsnog in de EDD-groep blijven”, zo lieten zij vorige maand al in een persbericht weten. Blokland spreekt voortdurend van „een gelegenheids- en verlegenheidscoalitie” en van „een noodverband.” Maar het ontbreekt op dit moment simpelweg aan een alternatief.
Deelname aan een fractie -van minimaal veertien personen uit ten minste vier verschillende landen- vormt een voorwaarde om te kunnen profiteren van bepaalde faciliteiten in het EP. Bovendien hebben de afgevaardigden van de protestantse combinatie volledige vrijheid om naar eigen inzicht te handelen. Voor hun speeches en hun stemgedrag zijn zij binnen de EDD geen verantwoording verschuldigd. Aan uittreden en zelfstandig de weg vervolgen, kleven dus grote bezwaren.
Blokland, Van Dam en Belder zouden uiteraard het liefst samenwerken met gelijkgezinden, met mensen waarmee inhoudelijke verbondenheid bestaat op het principiële vlak, als het gaat om het uitdragen en verdedigen van de christelijke waarden en normen in Europa. De mogelijkheden wat dat betreft zijn echter beperkt. Veelal geven betrokkenen er de voorkeur aan te opereren binnen de gelederen van de christen-democraten.
ChristenUnie en SGP proberen inmiddels wel contacten op te bouwen met geestverwanten in de landen van Midden- en Oost-Europa, die op afzienbare termijn, waarschijnlijk in 2004, zullen toetreden tot de EU. Of dat ooit zal resulteren in een samenwerkingsverband in het Europees Parlement is voorlopig volstrekt ongewis.