Het OM verdenkt de man ook van een poging tot moord en wapenbezit. Ali G. biechtte maandag in de rechtbank Amsterdam op dat hij met twee van de drie slachtoffers van de schietpartij heroïne transporteerde naar Duitsland. Ook waren ze actief in de marihuanahandel in Italië en Bulgarije.

De verdachte zou ruzie hebben gekregen met de twee broers waarmee hij op crimineel gebied samenwerkte en verscheen gewapend op de afspraak in het Westelijk Havengebied in Amsterdam. De ruzie over geld mondde uit in een schietpartij waarbij een van zijn zakenpartners om het leven kwam en zijn broer zwaargewond raakte. De verdachte werd in zijn buik geschoten.

Volgens de officier van justitie is er geen sprake van noodweer, maar van moord. G. zou het wapen eerst hebben opgegraven bij zijn huis in Lelystad. Bovendien, zo redeneert het OM, is de verdachte tijdens de ruzie niet weggelopen toen de gemoederen wat tot bedaren kwamen. „Hij koos er juist voor om de ruzie voort te zetten en te schieten op de slachtoffers”, lichtte de officier van justitie dinsdag zijn strafeis toe.

Justitie is in het onderzoek tot de eindconclusie gekomen dat de verdachte op 4 mei „voor eens en altijd wilde afrekenen met de broers” en daardoor opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld. De officier van justitie vreest dat de verdachte weer een soortgelijk feit begaat als hij vrij zou komen. De drempel voor criminele activiteiten zou bij de verdachte erg laag liggen. Een levenslange gevangenisstraf is volgens het OM noodzakelijk om de maatschappij tegen de verdachte te beschermen.

De advocaten van de verdachte houden dinsdagmiddag hun pleidooi. De rechtbank in Amsterdam doet op 11 juli uitspraak.