Lage straffen voor zware misdrijven bij Joegoslaviëtribunaal
Het Joegoslaviëtribunaal legde Ivica Rajic in 2006 twaalf jaar cel op. Veel te weinig, zeiden critici. De commandant van de Bosnische Kroaten had immers leidinggegeven aan een overval waarbij 37 mensen waren vermoord en het dorp was verwoest. Intussen worden de straffen van het tribunaal wel zwaarder.
Per dode is dat drie maanden cel, reageerde een overlevende van het bloedbad boos. Toen was nog niet bekend dat Rajic in 2011 vervroegd zou vrijkomen uit de gevangenis. Na zijn arrestatie in 2003 had hij in totaal ruim acht jaar vastgezeten. Dat maakte de straf per slachtoffer nog korter.
Rajic had trouwens meer gedaan dan alleen die ene overval op het dorpje Stupni Do in 1993. Met zijn mannen had hij ook een groep Bosnische moslimgezinnen opgesloten en mishandeld, en de vrouwen seksueel misbruikt.
Het vonnis over Rajic is niet het enige wat de slachtoffers in het voormalige Joegoslavië tergde. In 1996, in de allereerste uitspraak van het tribunaal, kreeg de Bosnisch-Servische soldaat Drazen Erdemovic tien jaar cel voor zeventig moorden die hij een jaar eerder persoonlijk in Srebrenica had gepleegd. In hoger beroep werd deze straf in 1998 gehalveerd naar vijf jaar. In augustus 1999 werd hij alweer vrijgelaten, drieënhalf jaar na zijn arrestatie.
Veel nabestaanden en slachtoffers vonden de vonnissen van het tribunaal veel te laag. Politici op de Balkan spraken regelmatig hun afkeuring uit over het milde strafklimaat in Den Haag. Ook toenmalig hoofdaanklager Carla Del Ponte mengde zich in dat koor. „Een straf van twee jaar krijgen mensen die de supermarkt bestelen”, zei ze toen Naser Oric in 2006 twee jaar kreeg. „Absoluut schandalig.” Het is niet bekend wat Del Ponte zei toen Oric in 2008 in hoger beroep helemaal werd vrijgesproken, maar het zal vast niet vleiend zijn geweest.
Vaatstra
Eigenlijk ligt de woede over de straffen een beetje voor de hand. In het nationale strafrecht leidt een enkelvoudige moord algauw tot vijftien jaar gevangenis. Jasper S. kreeg onlangs zelfs achttien jaar voor de verkrachting van en moord op Marianne Vaatstra.
In de Joegoslavische oorlog waren moord en verkrachting echter aan de orde van de dag. Tijdens een burgeroorlog zorgt niet meer elke dode voor een ‘geschokte rechtsorde’. Dat drukt de straf.
Bovendien zijn bij internationale misdrijven altijd meer daders betrokken. De soldaat die een weduwe doodschiet en de politieagent die een vrouw verkracht, zijn niet de enigen die schuldig zijn. Ook hun commandant die deze misdrijven toestond en de politici die een klimaat schiepen waarin dit werd aanvaard, behoren te worden aangeklaagd.
Ter vergelijking: in de moordzaak-Marianne Vaatstra is slechts één persoon veroordeeld. Maar in de zaak Srebrenica –waarvoor Erdemovic vijf jaar kreeg– zijn tientallen mensen in staat van beschuldiging gesteld. „Bij internationale misdrijven zoals in Joegoslavië is ook het staatsapparaat zelf betrokken. De mensen in de hogere echelons scheppen het klimaat waarbinnen dit geweld kan plaatsvinden”, zegt dr. Barbora Hola, docent criminologie aan de Vrije Universiteit.
Voetvolk
Hola snapt dat er „makkelijk gedebatteerd” wordt over de straffen voor oorlogsmisdadigers. „Maar geloof me, het is heel moeilijk de juiste straf vast te stellen”, zegt de VU-onderzoekster.
In Nederland zou iemand voor een dozijn moorden de rest van zijn leven de gevangenis in gaan. Maar bij oorlogsmisdaden kan dat niet, zegt de Tsjechische VU-docent. Er moet immers verschil blijven tussen de aanstichters en de uitvoerders van het geweld. De meeste doden vallen door het voetvolk, maar de officieren geven de bevelen. „Zij die opdracht gaven tot de misdrijven, behoren zwaardere straffen te krijgen.”
Hola vindt het daarom wijs dat het tribunaal in zijn allereerste uitspraak tegen de zeventigvoudige moordenaar Erdemovic niet direct levenslang heeft opgelegd. Dat is voorbehouden voor de zwaardere gevallen. „Het is essentieel voor het recht om onderscheid te maken. Hoewel ik begrijp dat dit bij de slachtoffers voor teleurstellingen heeft gezorgd.”
Scepsis
De slachtoffers op de Balkan zijn inderdaad zeer teleurgesteld in het VN-hof in Den Haag, weet Marija Ristic, van het Balkan Investigative Reporting Network (BIRN) in Belgrado. „Toen het tribunaal kwam, waren de slachtofferorganisaties er verdeeld over. Sommigen hoopten dat het ICTY iets goeds zou brengen. Maar inmiddels overheerst de scepsis.”
Het is echter niet zozeer de lengte van de straffen die voor frustratie zorgt, maar vooral de inconsistentie. De Joegoslavische oud-generaal Perisic bijvoorbeeld kreeg in 2011 27 jaar opgelegd, maar werd in februari van dit jaar ineens vrijgesproken. Ristic: „Je kunt je toch nauwelijks voorstellen dat zo’n man vrijuit gaat. Wie is die oorlog nu eigenlijk begonnen, denk je dan. Ik heb de indruk dat de huidige rechters bezig zijn het uitgezette spoor van hun voorgangers te doorkruisen.”
Servië zelf bestraft oorlogsmisdadigers niet zwaarder dan het tribunaal. Integendeel, het wettelijk maximum is daar twintig jaar. Dat was al zo voordat het conflict begin jaren negentig uitbrak, en de autoriteiten hebben sindsdien geweigerd nieuwe wetgeving voor oorlogsmisdaden te maken.
Servië straft dus milder dan het tribunaal in Den Haag. „Bij het ICTY is twintig jaar min of meer standaard geworden”, zegt Ristic. „In Servië krijgt misschien een op de tien aangeklaagden dat. De meeste oorlogsmisdadigers hoeven na hoger beroep slechts een jaar of tien te zitten.”
Ook in eigen land roept deze strafmaat wel vraagtekens op. „Als je voor zestig moorden dezelfde straf krijgt als voor een bankroof, is dat natuurlijk moeilijk uit te leggen”, zegt de Servische onderzoekster.
Bosnië heeft wel een speciale wet voor oorlogsmisdaden ingevoerd. De hoogste straf is daar inmiddels 45 jaar. Eind maart is deze termijn ook opgelegd aan de Bosnische Serviër Veselin Vlahovic voor talloze misdrijven in Sarajevo in 1992.
Collega’s
Dat Servië en Bosnië zo’n verschillende strafmaat kennen, maakt het voor het Joegoslaviëtribunaal moeilijk hier rekening mee te houden. Het statuut van het VN-hof zegt wel dat de rechters hun vonnissen moeten afstemmen op de rechtspraak in het voormalige Joegoslavië. Maar welk land moet je dan als voorbeeld nemen: Servië of Bosnië?
Dat is wellicht een van de redenen waarom wetenschappers hebben vastgesteld dat de rechters in Den Haag nauwelijks naar hun collega’s op de Balkan verwijzen.
In het nationale strafrecht schrijft de wet vaak al een strafmaat voor. Maar zulke richtlijnen kent het Joegoslaviëtribunaal niet. De vraag is ook wie die zou moeten opleggen.
Barbora Hola ziet dat er veel onduidelijkheid is over het strafbeleid van het Joegoslaviëtribunaal. Toch is dat beslist niet inconsistent, zegt zij. Vorig jaar promoveerde ze op een onderzoek hiernaar. Ze analyseerde alle vonnissen en liet er vervolgens een berekening op los. Hola’s conclusie was dat 70 procent van de uitspraken voorspelbaar was. „Dat is evenveel als in de Verenigde Staten, waar wel wettelijke richtlijnen gelden.”
Toch begrijpt Hola de onduidelijkheid over de strafmaat. „Die is wel consequent, maar niet doorzichtig.”
Richtlijnen zouden kunnen helpen om de transparantie te verbeteren. Althans, in theorie. In de praktijk lijkt dit onuitvoerbaar. Hola: „In nationale wetten is het al moeilijk gewone misdaden als diefstal en moord te omschrijven en de minimale en maximale straffen daarvoor vast te stellen. Hoe ga je dat dan doen bij volkerenmoord, waarbij talloze mensen betrokken zijn. Dat wordt dan zo uitgebreid met zo veel details, dat de zaak niet helderder wordt.”
Schot
Hola ziet de straffen bij het Joegoslaviëtribunaal wel zwaarder worden. Dat valt eenvoudig te verklaren, zegt ze. De eerste twee rechtszaken werden gevoerd tegen een soldaat en een politieagent (Erdemovic en Tadic). Het tribunaal sluit straks af met vonnissen tegen een president en een generaal (Karadzic en Mladic). „Die laatsten krijgen vanzelfsprekend zwaardere straffen, hoewel ze misschien nooit een schot hebben gelost. Maar zij waren wel diegenen die het geweld hebben aangewakkerd.”
Joegoslaviëtribunaal 20 jaar
Het Internationaal Tribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) werd in 1993 opgericht om de daders van de oorlog op de Balkan te berechten. Internationaal bestond er al langer behoefte om dictators en oorlogsmisdadigers verantwoordelijk te stellen, maar dit was de eerste gelegenheid waarbij alle lidstaten van de VN-Veiligheidsraad achter de oprichting van een tribunaal stonden.
Het tribunaal is er om drie misdrijven te berechten, namelijk schendingen van het oorlogsrecht (zoals beschreven in de Conventies van Genève), misdrijven tegen de mensheid en volkerenmoord (ook wel genocide).
Aanvankelijk was het tribunaal bedoeld om de ‘grote vissen’, zoals Milosevic, Mladic en Karadzic, te berechten. Maar in totaal heeft het tribunaal 161 aanklachten uitgebracht, variërend van de Joegoslavische oud-president (Milosevic) tot een eenvoudige soldaat (Erdemovic) of politieagent (Dusko Tadic).
Samen met het Rwandatribunaal is het ICTY een voorbereiding op het permanente Internationaal Strafhof (ICC). Hiermee heeft Den Haag definitief zijn naam gevestigd als ”juridische hoofdstad van de wereld”.
Maandag viert het tribunaal zijn 20-jarig bestaan, in aanwezigheid van onder anderen koning Willem-Alexander.
De VN-Veiligheidsraad dringt er al jaren op aan om de processen af te ronden en het tribunaal te sluiten. Pas sinds de start van het proces tegen Mladic vorig jaar kan worden gezegd dat het einde naderbij komt. Maar voordat echt het laatste bureau wordt leeggeruimd, zal zeker nog enkele jaren duren. Het is daarom zeker niet uitgesloten dat het tribunaal nog een 25-jarig jubileum krijgt.