‘Hofpredikant’ Carel ter Linden gelooft niet langer in persoonlijk God
DEN HAAG. Ds. Carel ter Linden zegt het geloof in een persoonlijk God vaarwel. Dat blijkt uit zijn nieuwste boek ”Wat doe ik hier in godsnaam?”.
Ter Linden (79) is vooral bekend als officieuze hofpredikant van de Oranjes. De Haagse emeritus predikant leidde onder meer de huwelijksdienst van koning Willem-Alexander en koningin Máxima en doopte prinses Amalia.
In zijn nieuwe boek ”Wat doe ik hier in godsnaam?” (uitg. De Arbeiderspers) –opgedragen aan zijn kinderen en hun vrienden– gaat Ter Linden „zo persoonlijk en zo concreet mogelijk” in op de vraag wat het geloof voor hem betekent.
In het boek rekent hij af met het geloof in een persoonlijk „bovennatuurlijk Opperwezen” én de zinnigheid van het bestaan. Het besef dat hij „vroeger” had, dat deze wereld en het leven een diepe betekenis moeten hebben, is hij kwijtgeraakt. „Waarom deze wereld er is, waarom wij mensen er zijn, daar kan ik geen zinnig woord over zeggen.”
Een van de grootste obstakels voor het geloof in een persoonlijk God is voor Ter Linden de wreedheid van de natuur. „Hoe verhoudt zich het bittere raadsel van het lijden in de natuur tot die God die zich in de Bijbel doet kennen als een God van liefde en barmhartigheid?”
De predikant pleit in zijn nieuwste boek voor bescheidenheid in het menselijke spreken over God. Volgens hem is God „in ontwikkeling.” Wat wij zien van God is dat wat wij mensen hebben ontdekt als „essentieel” voor het leven, zo schrijft Ter Linden. „Méér kunnen wij niet van dit geheim dat wij God noemen ontdekken.”
In een leven na de dood gelooft de predikant ook niet meer. Die verwachting heeft hij in de loop van zijn predikantschap losgelaten. Dat er anderen zijn die nog wel geloven in het een leven na de dood, respecteert de predikant. Hij heeft niet de behoefte om iemand „iets af te nemen wat hem heilig is.” Tegelijkertijd heeft hij zichzelf daarmee wel veel afgenomen, beseft hij: „Wat zou ik mijn lieve vrouw graag terugzien.”
Belangrijker dan de kwestie of er leven is na de dood, acht de emeritus predikant de vraag of wij een „footprint hebben achtergelaten die anderen –en daarmee ook God– werkelijk een beetje op weg heeft geholpen.”
Het christendom geheel vaarwel zeggen, lukt Ter Linden niet. Hij wil het ook niet; daarvoor zijn de Bijbelverhalen hem te dierbaar. Bovendien, zo schrijft hij, zijn er om die „unieke verhalen springlevend te houden dominees en priesters nodig, en ik heb mij daar van harte bij geschaard.”