Binnenland

Gelijkheid man en vrouw: Moeizaam proces

Vrouwenemancipatie vrijwel voltooid? Nog lang niet, vindt minister Bussemaker. Erger nog: „Als je niets doet, gaat het achteruit.” En dus trekt het kabinet ten strijde tegen het traditionele kostwinnersmodel. Het leverde de minister achterliggende week een storm van kritiek op. „Ik schrijf niet in individuele gevallen voor hoe het moet”, suste Bussemaker. Maar toch.

L. Vogelaar

18 May 2013 08:15Gewijzigd op 15 November 2020 03:39
Beeld RD
Beeld RD

De uitspraken van de minister sluiten aan bij de conclusies in de Emancipatiemonitor 2012 die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in december presenteerde. „Hoewel de situatie op de arbeidsmarkt door de crisis de afgelopen jaren is verslechterd, wisten vrouwen er hun positie te handhaven”, steekt het bureau in. Stabilisatie is echter onvoldoende voor beleidsmakers die naar gelijke economische zelfstandigheid van mannen en vrouwen streven.

In 2008 en 2009 groeide de arbeidsparticipatie van vrouwen van 20-64 jaar nog enigszins tot 64 procent, waarna die in 2010 en 2011 gelijk bleef. Het aantal mannen met een baan van minstens twaalf uur per week vertoonde in 2009 en 2010 een lichte daling.

Deeltijdbanen

Wat de minister niet zint, is dat bijna driekwart van de vrouwen voor een deeltijdbaan kiest. Het gemiddelde aantal gewerkte uren door vrouwen ligt sinds 2006 op 26,4 uur per week, bij mannen is dat 38,2 uur. Moeders met een partner werken de minste uren, vaders met een partner de meeste. Van de vrouwen werken de hoger opgeleide nog het vaakst in wat het CBS grotere banen noemt (minimaal 28 uur per week).

Mede door het hoge deeltijdpercentage is slechts ongeveer de helft van de vrouwen economisch zelfstandig, terwijl dat voor driekwart van de mannen geldt. „Het aandeel economisch zelfstandige vrouwen is, na een forse stijging tussen 2001 en 2008, de laatste jaren stabiel.” Onder de moeders neemt het percentage economisch zelfstandigen nog wel toe.

De vele deeltijdbanen zijn er ook een van de oorzaken van dat de meeste leidinggevende functies door mannen worden vervuld. De zorg is de enige sector waarin meer vrouwen dan mannen een managementpositie bekleden. Maar net als in de andere sectoren blijft ook hier het aandeel vrouwelijke managers beduidend achter bij het aandeel vrouwen dat er werkzaam is.

Vrouwen vinden het net als mannen leuk en belangrijk om betaald werk te hebben vanwege de zelfontplooiing en de contacten met anderen. Maar ze zijn minder dan mannen gericht op doorstroming naar een hogere functie en een hoger inkomen, constateert het CBS.

De zorg voor kinderen of gezin is voor vrouwen overigens steeds minder vaak een reden om niet te willen of te kunnen werken.

Onvoltooid

Dat de Emancipatiemonitor zich vooral op arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid richt, laat zien waar de prioriteiten van het emancipatiebeleid liggen. Maar het is niet het enige doel. Feministen noemen het een misvatting dat de emancipatie van autochtone vrouwen zou zijn voltooid. Maandblad Opzij somde in 2010 naast de ongelijkheid in arbeidsparticipatie, economische zelfstandigheid en het vervullen van leidinggevende functies nog andere punten op:

  • Vrouwen worden in vergelijking met mannen slechter beloond voor betaald werk.

  • Het aantal vrouwelijke politici blijft achter, zeker in vooraanstaande posities.

  • Vrouwen zijn de afgelopen dertig jaar massaal de arbeidsmarkt opgegaan, maar dat leidde volgens de feministen te weinig tot een herverdeling van de zorg voor kinderen en huishouding.

  • Geweld tegen vrouwen komt nog altijd veel voor.

  • De dagindeling is lastig doordat de schooltijden vaak afwijken van de werktijden van de ouders.

SGP-proces

Het tegengaan van ongelijkheid leidt van de weeromstuit nogal eens tot positieve discriminatie: een voorkeursbehandeling voor vrouwen of een strak hanteren van bepaalde quota bij het verdelen van functies.

De strijd om gelijkberechtiging leidt tot pogingen om alle groepen in het keurslijf van de meerderheidsmoraal te dwingen. Naarmate een groot deel van de samenleving verder van de Bijbelse opvattingen vervreemdde, namen het begrip en de tolerantie af. „Het valt niet te verstouwen dat de overheid (…) op onrechtmatige wijze met haar beleid zou binnendringen in de privésfeer en de gezinsverbanden”, schreef het kersverse SGP-Kamerlid Van der Vlies in 1981. Zijn partij kreeg later jarenlange processen vanwege haar vrouwenstandpunt voor de kiezen. De tendens tot het opleggen van opvattingen aan minderheden die andere waarden en normen voorstaan, is sinds 1981 niet verminderd.


Uit de christelijke pers

„In de gewone ambten, die Hij instelde in Zijn kerk, heeft de Heere Christus nooit anders dan mannen gesteld. Dat nu ook de vrouwen de hand daarnaar uitstrekken is een nieuw voorbeeld van de zucht naar valsche emancipatie, die ook op staatkundig gebied alle onderscheid tusschen man en vrouw uitvlakken wil.” De Waarheidsvriend, 23 juni 1911

„U moet dan weten dat ik helemaal niet zo erg van dat moderne gedoe houd. Ik heb niets tegen de emancipatie, ik geloof ook dat de vrouwen best eens over zichzelf na mogen denken. Maar ik vind wel dat er door bepaalde groepen zo vreselijk overdreven wordt.

Mijn moeder is een gewone huisvrouw en dat vind ik fijn. Ze is geen tutje hoor. Ze kan overal over meepraten. Maar ze is een moeder, die altijd thuis is en alles voor ons doet. Ze staat op ieder moment dat we haar nodig hebben klaar. Mijn vader is voor zijn werk veel op reis en het zou een nare toestand worden als zij dan ook altijd weg was.”

Een achttienjarige scholier tegenover feministe Mink van Rijsdijk, aangehaald in haar boek ”Gelijkheid… geloof je het zelf?” Citaat uit het Reformatorisch Dagblad, 4 juli 1975

„De beweging van het feminisme maakt zich groot en breed. Konden in het begin misschien nog mensen geloven, dat het deze beweging oprecht om de belangen van vrouwen en meisjes te doen was, al spoedig werden de maskers afgeworpen. Het gaat het feminisme om een algehele omvorming van onze maatschappij, onze cultuur. Door God ingestelde scheppingsordeningen worden ”traditionele rolpatronen” genoemd, die zo spoedig mogelijk verdwijnen moeten. Niet alleen de vrouw, maar ook de man moet bevrijd worden. Bevrijd waarvan? Wij kunnen het niet anders zien dan: van een levensstijl en levenstraditie onder ons Nederlandse volk, die –ondanks alle gebreken en tekortkomingen– toch gestempeld was door Bijbel en christendom.

Wij behoeven hier niet te herinneren aan de zo sterk eenzijdige enquête, die het ministerie van CRM vorig jaar onder vrouwen instelde over het emancipatiebeleid, en waarvan de uitkomst in feite toch al bij voorbaat vast lag. Want de regering is immers al geheel akkoord gegaan met het emancipatieprogram, en wat er in deze tijd ook bezuinigd moet worden, het emancipatiebeleid moet zwaar gesubsidieerd door kunnen gaan.

Het feminisme vertoont tirannieke trekken. Iedere vrouw moet hetzelfde gaan denken en doen.” De Wachter Sions, 11 maart 1982

„De leiding van het emancipatiebeleid is in handen van een kleine groep feministen, die nog veel meer willen. Huwelijk en gezin vindt men traditionele instellingen, die leiden tot onderdrukking van de vrouw. Hiervan moet de vrouw worden vrijgemaakt.” Daniel, 4 februari 1983

„„Een terugtredende overheid is een van de principes van het overheidsbeleid. Alleen met betrekking tot het emancipatiebeleid schijnt dat niet te gelden. Terwijl de regering uitgaat van de mondigheid van de burger, zien wij op het gebied van de emancipatie een verregaande vorm van paternalisme, of beter, maternalisme.”

Deze kritiek uitte de heer Van Dis toen de Kamer met staatssecretaris Ter Veld van Sociale Zaken ‘handelde’ over de nota ”Inkomensregelingen en arbeidsparticipatie van vrouwen”.” De Banier, 3 oktober 1991

„De ideale huisvrouw in Spr. 31 was er ook al één die graag wat bijverdiende! Ze handelde met veel plezier in zelfgemaakte gordels en kleding. En spaarde van dit zelfverdiende geld een eigen stukje grond op. Dat staat evengoed tot onze lering in Gods Woord. Een getrouwde vrouw mag, als ze daarvoor in de gelegenheid is, best iets meer doen dan alleen voor haar gezin zorgen.

Je kunt dus moeilijk beweren dat de Bijbel getrouwde vrouwen zonder meer verbiedt buitenshuis werkzaamheden te verrichten. Ik denk dat we ook in deze dingen de geest van de tijd moeten beproeven, maar de loop van de tijd aanvaarden. Ik kan er goed inkomen dat vrouwen, die als meisje met plezier een bepaalde opleiding volgden, ook na hun huwelijk het daarbij passende beroep nog graag zouden uitoefenen. Dan kan een deeltijdbaan onder bepaalde omstandigheden heel aantrekkelijk zijn. Misschien in sommige gevallen zelfs noodzakelijk.

Als je dan maar niet denkt dat je als vrouw pas wat waard wordt wanneer je zo’n baan hebt en dat je leven nauwelijks iets waard is wanneer zich dat grotendeels binnenshuis afspeelt. Want ook het portret van de ideale vrouw in Spreuken 31, die naast haar huishouding ook nog wat handel dreef, leert ons dat de hoofdtaak voor de meeste mannen buitenshuis en voor de meeste vrouwen binnenshuis ligt. Dit is geen kwestie van ”rollenpatroon” dat ons door mensen zou zijn opgelegd, zoals het feminisme beweert. Maar een taakverdeling die verankerd ligt in de scheppingsorde die God Zelf heeft ingesteld en die Hij in Zijn Woord heeft geopenbaard!” Ds. F. van Deursen, geciteerd in het Gereformeerd Weekblad, 17 mei 1996


Emancipatie in golven

In het streven naar vrouwenemancipatie in Nederland worden drie feministische golven onderscheiden, al gaat een uitspraak die minister Bussemaker dezer dagen met instemming aanhaalde nog verder terug in de tijd. Schrijfster Belle van Zuylen (pseudoniem van Isabella Agneta Elisabeth de Charrière-van Tuyll van Serooskerken, 1740-1805) noteerde: „Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid.” „Meer vrouwen zouden dat moeten zeggen”, vindt Bussemaker.

Eerste feministische golf

In de periode 1870-1920 streden vrouwen voor toelating tot de wetenschap en het verwerven van stemrecht. Aletta Jacobs bevocht een plaats aan de hbs en vervolgens aan de universiteit. Ze was de eerste vrouw die een universitaire studie afrondde, werd de eerste vrouwelijke arts en eiste in 1883 het kiesrecht op. Dat werd haar tot bij de Hoge Raad toe geweigerd. Het verbod voor vrouwen om te stemmen werd toen pas expliciet in de wet opgenomen.

Toen Jacobs trouwde, legde ze wel de gelofte van gehoorzaamheid aan haar echtgenoot af, maar onder protest.

Vanaf 1917 konden vrouwen tot volksvertegenwoordiger worden gekozen. De socialiste Groeneweg werd een jaar later het eerste vrouwelijke Tweede Kamerlid. Ze mocht toen zelf nog niet stemmen: pas in 1919 kregen vrouwen –boven de 23 jaar– ook het actief kiesrecht.

Tweede feministische golf

Na decennia die door feministen als een periode van stagnatie worden gezien, bracht de secularisatie in de roerige jaren zestig een tweede feministische golf op gang.

In 1956 was al wel besloten tot een wetswijziging, zodat een gehuwde vrouw niet langer handelingsonbekwaam was. Tot die tijd konden gehuwde vrouwen alleen met medewerking van hun echtgenoot een overeenkomst afsluiten of andere rechtshandelingen verrichten.

De opleving van het feminisme vanaf de jaren zestig had plaats in een sfeer van onvrede die op tal van terreinen in de samenleving naar de oppervlakte kwam. Het leidde tot een streven naar het doorbreken van oude structuren. Vrouwen moesten zich ontplooien en niet alleen voldoening halen uit wat man en kinderen bereikten, stelden feministen.

Het latere PvdA-raadslid Joke Smit schreef in 1967 in het artikel ”Het onbehagen bij de vrouw” in het literaire tijdschrift De Gids: „Ik kan alleen maar hopen dat sommige vrouwen mijn onbehagen delen en dat een grotere groep het op den duur zal gaan delen.” Toen dat het geval bleek, richtte ze in 1968 samen met onder anderen Hedy d’Ancona –later voor de PvdA staatssecretaris van Emancipatiebeleid– het platform Man Vrouw Maatschappij (MVM) op.

Tijdens de tweede feministische golf kwam economische zelfstandigheid van de vrouw hoog op de agenda te staan. Dat ging gepaard met een streven naar herverdeling van verantwoordelijkheden binnen het gezin, naar een hoger opleidingsniveau van vrouwen en naar een gelijkwaardige positie in politiek en samenleving.

De emancipatiebeweging probeerde dit via de bestaande structuren te bereiken. De feministische beweging verwachtte daar weinig van en organiseerde zich in radicalere groepjes, waarvan de Dolle Mina’s tot de bekendste behoorden.

Het verlangen naar seksuele vrijheid leidde niet alleen tot een –in de maatschappij veel breder gedragen– streven naar het uitbannen van seksueel geweld en vrouwenmishandeling, maar ook tot de eis dat abortus provocatus gelegaliseerd zou worden. De invoering van het recht op abortus in 1980 ging minder ver dan de feministen voor ogen stond; een vrouwelijk PvdA-Tweede Kamerlid barstte na de aanvaarding van de wet zelfs in tranen uit.

De aandacht voor vrouwenemancipatie werd een speerpunt in het overheidsbeleid. Universiteiten speelden erop in door de oprichting van opleidingen vrouwengeschiedenis en genderstudies. In behoudend christelijke kring werden veel van de genoemde ontwikkelingen met bezorgdheid en afkeuring besproken en beschreven (zie ook op deze pagina ”Uit de christelijke pers”).

Derde feministische golf

Vanaf de jaren negentig kwam de derde feministische golf op. Die wil het streven naar zelfontplooiing van vrouwen uitbreiden naar de vele immigranten uit culturen die naar westerse maatstaven ver achterlopen en nog altijd traditionele rolpatronen handhaven. „Zij hebben vaak niet de vrijheid zich te ontwikkelen zonder culturele of religieuze belemmeringen”, stelt feministisch maandblad Opzij. „Dat kan tot gevolg hebben dat ze niet zelf invulling kunnen geven aan hun seksualiteit, dat ze niet vrij zijn in hun partnerkeuze, dat ze worden gedwongen zich te laten besnijden, dat ze worden mishandeld en uitgehuwelijkt.”

Tot de exponenten van de derde golf behoren strijdbare ex-moslima’s zoals voormalig VVD-Kamerlid Hirsi Ali.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer