Akkoord van Genève tussen Israël en Palestijnen nog vol zwakke punten
Israëliërs en Palestijnen kunnen hun honderd jaar durend conflict oplossen als er aan beide kanten maar genoeg concessiebereidheid bestaat. Dat is de boodschap van de Israëlische politicoloog Yossi Beilin en de vroegere Palestijnse minister van Informatie Yasser Abed Rabbo.
Beiden gaven leiding aan een Israëlisch-Palestijns onderhandelingsteam dat tweeënhalf jaar lang sprak over een definitieve overeenkomst tussen hun volken. Het Zwitserse ministerie van Buitenlandse Zaken subsidieerde de besprekingen. De tekst van de overeenkomst stond zondag in het Israëlische dagblad Ha’aretz.
Een akkoord dus tussen Israëliërs en Palestijnen? Zo ver is het nog lang niet. De Israëlische Likud-regering van Ariel Sharon reageerde boos toen bleek dat Beilin, die in de jaren ’90 beroemd werd als architect van het Oslo-proces, achter de ruggen van de bewindvoerders om had onderhandeld. Radicale Palestijnen op hun beurt vinden dat Abed Rabbo de Palestijnse belangen heeft verkwanseld.
Het akkoord is dus onofficieel. Maar het document -dat niet is getekend- toont aan de andere kant wel aan dat er iemand is om mee te praten. Op het ogenblik liggen de onderhandelingen stil. Sharon vindt dat er momenteel geen gesprekspartner is. Arbeiderspartijleider Shimon Peres zei deze week bij de opening van het nieuwe seizoen van de Knesset dat alleen de regering een officële overeenkomst kan sluiten. Maar niemand kan Israëliërs het recht ontzeggen met de andere partij in gesprek te gaan. Het Akkoord van Genève bouwt voort op eerdere besprekingen tussen Israëliërs en Palestijnen en op het plan van de voormalige Amerikaanse president Bill Clinton. Clinton stelde in 2000 twee staten voor in het gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee. De Arabische wijken van Jeruzalem zouden onder bestuur komen van de Palestijnse staat en Israël zou de baas blijven in de Joodse wijken.
De belangrijkste punten uit het Genève-akkoord zijn dat Israël de aanspraak op de Tempelberg opgeeft en dat de Palestijnen afzien van het recht op terugkeer. Dat houdt in dat de Palestijnse vluchtelingen geen recht zullen krijgen terug te keren naar Israël binnen de grenzen van 1948 tot 1967.
Dat de onderhandelaars over deze twee punten overeenkomst hebben bereikt is opmerkelijk. In de jaren 2000 en 2001 liepen de onderhandelingen -en het Oslo-proces- voornamelijk stuk op deze twee kwesties.
De Tempelberg -door moslims Haram al-Sharif genoemd- moet volgens de onderhandelaars onder beheer komen van een Multinationale Aanwezigheid die rapporteert aan een Internationale Groep. Deze Internationale Groep bestaat weer uit de Implementatie- en Verificatiegroep (Verenigde Staten, Rusland, de Europese Unie, de Verenigde Naties en „andere” partijen) en uit islamitische landen.
De staat Palestina zal verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de veiligheid op de Tempelberg. De Palestijnen moeten ervoor zorgen dat terroristen het gebied niet gebruiken als startpunt voor aanslagen op Israëliërs. De enige wapens die de heilige berg op mogen, zijn die van het Palestijnse veiligheidspersoneel en het detachement van de Multinationale Aanwezigheid. Palestijnen mogen niet graven of bouwen op de Tempelberg zonder toestemming van Israël. Dat is vanwege de heiligheid van dat gebied en de betekenis ervan voor het Joodse volk.
Wat de rest van de ommuurde Oude Stad van Jeruzalem betreft, hebben de onderhandelaars het volgende besloten: het Joodse kwartier en de aangrenzende Westelijke Muur met bijbehorende toegangsweg blijven onder Israëlisch bestuur en de Palestijnen worden de baas in de rest van dit oudste gedeelte van de stad.
De stadswijken buiten de Oude Stad gaan naar Israël of de Palestijnen. Dat gebeurt overeenkomstig een kaart die bij het plan hoort, maar die Ha’aretz niet publiceerde. Voor de hand ligt dat de Joodse wijken onder Israëlisch bestuur komen en dat de Palestijnen het zeggenschap krijgen in de Arabische wijken.
De onderhandelaars proberen ook het voortslepende Palestijnse vluchtelingenprobleem uit de wereld te helpen. De vluchtelingen krijgen compensatie voor hun status als vluchteling. De vluchtelingen kunnen ervoor kiezen in de Palestijnse staat of in andere landen te gaan wonen. Ook Israël is een optie - maar Israël zelf kan bepalen hoeveel vluchtelingen het op wil nemen. Dat zullen er naar verwachting niet veel zijn, want Israël wil een Joodse staat blijven. De internationale gemeenschap moet helpen bij het oplossen van het probleem, onder meer door een dollarstroom op gang te brengen. Het plan spreekt niet over compensatie voor de Joodse vluchtelingen die in de tijd van de Onafhankelijkheidsoorlog de Arabische landen uit moesten.
De basis voor de verdeling van land is de grens van 4 juni 1967, maar grenscorrecties zijn mogelijk. Dat wil zeggen dat vrijwel de hele Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook naar de Palestijnen gaan. Voor elke vierkante meter die Israël op de Westelijke Jordaanoever houdt, krijgen de Palestijnen een vierkante meter terug in Israël zelf. Deze regeling brengt met zich mee dat Israël een groot aantal Joodse nederzettingen moet ontruimen. De twee gedeelten van de Palestijnse staat -de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook- zullen met elkaar worden verbonden door een corridor. De Israëliërs mogen zich niet bemoeien met wat op die weg gebeurt en de Palestijnen mogen niet van die weg af.
De opstellers van het Genève Akkoord hebben uitgebreid denkwerk verricht. Vrijwel alles komt ter sprake. Maar als dit plan of een soortgelijk plan ooit werkelijkheid mocht worden, dienen politici allerlei details nog in te vullen.
Een aantal zwakke plekken in het akkoord valt snel op. De Tempelberg is het heiligste gebied voor het Jodendom. Het valt daarom moeilijk voor te stellen dat de meerderheid van de Israëliërs daar de soevereiniteit zou willen loslaten. Ook de vroegere premier Ehud Barak van de Arbeiderspartij bleef tijdens de besprekingen met de Palestijnen staan op althans gedeeltelijke Israëlische soevereiniteit in dat gebied.
Ook het veiligheidsbeheer van een Palestijnse politiemacht op de Tempelberg is problematisch. De afgelopen drie jaren hebben aangetoond dat de Palestijnse politie niet of nauwelijks optreedt tegen Palestijnse bendes die gewelddaden tegen Israëliërs willen plegen. Het ligt voor de hand dat vroeg of laat radicale Palestijnen de Tempelberg zullen gebruiken om de Joden bij de lager gelegen Klaagmuur te bekogelen - in het beste geval met stenen en flessen en in het ergste geval met explosieven. Dat een internationale macht hen zal tegenhouden is een optie die door weinigen serieus wordt genomen, gezien eerdere ervaringen met internationale troepen in conflictgebieden.
Op papier lijkt de verdeling van de Oude Stad van Jeruzalem in Joodse en Arabische enclaves misschien mooi, maar in de praktijk zal het erg ingewikkeld worden. De in- en uitgangen zullen worden gecontroleerd door de autoriteiten van de gebieden waar deze poorten aan grenzen. Toeristen mogen alleen de Oude Stad uit naar de staat waarvoor ze een verblijfsvergunning hebben. Het ongestoord in- en uitlopen van de Oude Stad -zoals nu het geval is- zal ten einde zijn. Israëliërs zullen toeristen moeten controleren op het meenemen van wapens. Dat geldt natuurlijk ook voor Palestijnen die toestemming hebben de staat Israël binnen te gaan vanuit de Oude Stad.
De verdeling van Jeruzalem onder de twee staten zal hoogst ingewikkeld worden. Het is namelijk niet zo dat er een rechte lijn te trekken is tussen het Joodse en het Arabische stadsgedeelte. De wijken liggen in Oost-, Noord- en Zuid-Jeruzalem kriskras door elkaar. In Jeruzalem moeten volgens de opstellers van het plan grensovergangen komen.
Als de verhouding tussen de staten goed is, kan dit misschien werken. Maar het ligt veel meer voor de hand dat het vroeg of laat mis zal gaan. Ook al zouden een Palestijnse en een Israëlische staat naast elkaar bestaan, de haat en het wantrouwen tussen beide zullen niet verdwijnen. Bij een uitbarsting van geweld zal Jeruzalem een stad worden met muren, prikkeldraad en langdurig oponthoud bij de controleposten - zoals dat nu al vaak het geval is rondom de Palestijnse enclaves op de Westoever.
Maar dat is het ergste niet. Wat er na september 2000 gebeurde tussen de Jeruzalemse wijk Gilo en het Palestijnse plaatsje Beit Jalla -het beschieten van Gilo door gewapende Palestijnen en het reageren van het Israëlische leger daarop met zwaarder geschut- kan dan gemakkelijk overal in Jeruzalem gebeuren. Het geweld zal dan niet zoals toen tot twee of drie straten beperkt blijven, maar zich uitbreiden naar tientallen, mogelijk zelfs honderden straten. De Heilige Stad zal dan veranderen in een spookstad.