Eerste Afghaanse strijders leveren na twintig jaar oorlog wapens in
Van uitstel komt niet altijd afstel. Afgelopen vrijdag leverden de eerste Afghaanse strijders na meer dan twintig jaar oorlog voeren hun wapens in. Het gaat vooralsnog om 1000 voormalige mujahedeen, moslimstrijders tegen de Sovjets in de jaren tachtig en tegen de Taliban in de jaren negentig.
Voor de officiële demobilisatie en ontwapening van de strijdkrachten is een ambitieus programma in het leven geroepen. De Verenigde Naties zijn de hoofdarchitect van deze zogenoemde DDR (Demobilisation, Disarmament and Rehabilitation ofwel: Demobilisatie, Ontwapening en Ondersteuning). Soldaten krijgen een oproep zich te melden bij de mobiele demobilisatie-eenheid in hun district, waar medewerkers van de VN en het ministerie van Defensie hen ontvangen. Daar tonen zij hun wapens, die vervolgens worden geregistreerd. Eén geweer of pistool mag de mujahed zelf houden, de overige moet hij inleveren. Vervolgens ondertekenen alle soldaten een verklaring waarin zij beloven nooit meer de wapens op te nemen.
Tweehonderd dollar, een oorkonde, een medaille en een pakket van het wereldvoedselprogramma rijker marcheren de mannen nog één keer langs hun commandant. Dan is hun militaire carrière voorbij en mogen zij als gewone Afghaanse burgers naar huis, om een paar dagen later terug te keren voor een gesprek met een maatschappelijk werker. De inmiddels oud-soldaat krijgt hulp aangeboden om zijn draai te vinden in de burgermaatschappij via een baan, een cursus in iets praktisch als lassen of timmeren, of zaaigoed voor het boerenbedrijf.
Zo luiden de plannen van de Verenigde Naties, de Japanse ambassade en het Afghaanse ministerie van Defensie. Bij wijze van proef gaan de mobiele demobilisatie-eenheden de komende weken een voorzichtig begin maken. In totaal 6000 Afghaanse militairen krijgen de komende weken een oproep om officieel af te zwaaien. De 1000 die vrijdag de spits afbeten waren allen soldaten in het noordelijke regionale leger van commandant generaal Daud, een van de belangrijkste leiders van de Noordelijke Alliantie, het voormalige Afghaanse verzet tegen de Taliban.
Iedereen die iets betekent in de Afghaanse politiek was aanwezig tijdens de ceremonie in zijn hoofdkwartier in de noordelijke stad Kunduz. Zoals bij alle officiële ceremonieën in Afghanistan moest ook hier een vol programma met muziek, yells, vlaggenvertoon en lange toespraken worden afgewerkt. President Hamid Karzai en VN-afgezant Lakhdar Brahimi prezen de moed en de opofferingsgezindheid van de jongens en mannen die langs het podium marcheerden, maar beiden benadrukten dat het tijd werd om terug naar huis te gaan en een nieuw leven te beginnen.
Dat het begin van de demobilisatie zo lang op zich heeft laten wachten, komt door een groot conflict tussen de Verenigde Naties en het ministerie van Defensie. Al tijdens de Bonn-akkoorden van december 2001, waarin de toekomst van Afghanistan tot juni 2004 werd uitgestippeld, was er sprake van plannen voor snelle ontwapening van de militairen. Geld was geen probleem, want Japan stelde zich garant als belangrijkste financiële donor voor de DDR. De VN en Japan meenden echter dat de ontwapening gedoemd was te mislukken, tenzij het ministerie van Defensie ingrijpend werd hervormd. Dat de Tadzjiekse minderheid alle belangrijke posten in het ministerie bezet, was een door in het oog van andere etnische groepen.
De redenering luidde dat men van niet-Tadzjiekse soldaten onmogelijk kon verwachten dat zij hun wapens inleverden, wetend dat die in handen van de Tadzjieken terecht zouden komen. In september kondigde het ministerie echter een grootschalige hervorming van het medewerkersbestand aan, zodat de datum voor het eerste DDR-proefprogramma kon worden vastgesteld, uitgesteld, en weer opnieuw vastgesteld.
Dat enkele duizenden soldaten hun wapens inleveren in plaats van rond te hangen en de bevolking lastig te vallen, is een stap in de goede richting voor meer veiligheid voor de Afghaanse burgers. De veiligheidsproblemen zijn hiermee echter niet opgelost. Grote delen van het land worden geteisterd door rovende bendes van commandanten die zich niets gelegen laten liggen aan Kabul. Ook de Taliban hebben zich gehergroepeerd. Of er na de demobilisatie van de eerste 6000 gelukkigen nog geld is voor cursussen en werkgelegenheid voor de rest van de honderdduizend officieel geregistreerde mujahedeen, moet blijken in de loop van 2004.
Kunduz is een slaperig stadje niet ver van de Tadzjiekse grens waar gewoonlijk nooit iets gebeurt. De gelijknamige provincie kwam zomer 2003 in positieve zin in het nieuws als de regio waarheen de meeste vluchtelingen waren teruggekeerd, een teken dat de bevolking zich veilig voelt en dat de hongersnood in dit deel van het land voorbij is.
Daags na de eerste ontwapeningsceremonieën moesten de cameraploegen wederom naar Kunduz. Zaterdag arriveerden de eerste Duitse troepen Bundeswehr-militairen. Zij nemen het provinciale reconstructiewerk over van hun Amerikaanse collega’s, die elders in Afghanistan aan de slag gaan. In de komende weken zal hun aantal toenemen tot in totaal zo’n 500 Duitse militairen. Ze zullen in Kunduz gelegerd zijn om in het noorden de veiligheid te garanderen en ontwikkelingsprojecten te steunen met geld en technische expertise.
De beslissing van de Duitse regering om een zogenoemd Provinciaal Reconstructie Team naar Afghanistan te sturen is in Afghanistan allerwegen toegejuicht. In Kabul is er echter kritiek op de keuze voor het „duffe” Kunduz. De Afghaanse regering had liever gezien dat de Duitsers een plek in het zuiden van het land hadden uitgezocht, waar veiligheid en hongersnood nog altijd een groot probleem vormen. Duitse woordvoerders wijzen er desgevraagd echter op dat de veiligheid van hun eigen medewerkers een doorslaggevende rol speelde bij de beslissing, en dat er ook in Kunduz nog genoeg te doen is op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en de aanleg van wegen en bruggen.