Cultuur & boeken

Uitgever Dirk Aangeenbrug moet voor ieder boek kunnen bidden

Hij moet kunnen bidden voor de boeken die hij uitgeeft. „Anders ben je een huis dat tegen zichzelf verdeeld is”, zegt Dirk Aangeenbrug. Bang voor kritiek is hij niet. Meer dan twintig jaar zit hij in het boekenvak „Ik ken het klappen van de zweep.”

Reinald Molenaar

10 May 2013 18:59Gewijzigd op 15 November 2020 03:31
Dirk Aangeenbrug. Foto RD, Anton Dommerholt
Dirk Aangeenbrug. Foto RD, Anton Dommerholt

Hij is een vlotte vijftiger. Een hip ruitcolbert met witte knopen, een wit overhemd met een losse boord. Het is Dirk Aangeenbrug ten voeten uit. Jeugdig, sportief, en met regel­matig een twinkeling in zijn ogen. Aangeenbrug, aanvankelijk docent Nederlands aan de Rehobothschool –nu het Calvijn College– in Krabbendijke, ging in 1991 als uitgever van educatiemateriaal aan de slag bij Groen in Leiden. Sinds 1996 is Groen overgenomen door Jongbloed en houdt Aangeenbrug –lid van de gereformeerde gemeente in Emmeloord– zich vooral bezig met de uitgave van Bijbels en boeken voor de christelijke markt.

Noemen ze u een workaholic?

„Ik denk het wel. Je bent met dit werk nooit klaar. Er ligt altijd wel wat om te lezen. Per dag komen er gemiddeld twee of drie manuscripten binnen, die ik altijd bekijk. Vroeger werkte ik veel avonden door, maar dat probeer ik meer te begrenzen.”

Bij de overname van Groen door Jongbloed in 1996 zei u dat de christelijke boekenmarkt nog lang niet verzadigd was. Hoe is dat nu?

„Dat is nu volstrekt anders. Er is sprake van een krimp, die nog wel even door zal gaan. Boekhandelaren kopen minder in, waardoor uitgevers minder uitgeven. Deze tijd vraagt om creativiteit. Je moet meer nadenken over hoe je dingen aanpakt. Dat maakt het vak spannend.

Veel meer dan vroeger is het nu belangrijk om dingen samen met organisaties te doen. Denk aan jubileumboeken. Je hebt dan een gegarandeerde afname en vaak een goede pr.”

Om te weten waar behoefte aan is, gaat Aangeenbrug regelmatig langs bij boekhandelaren. „Ik vraag wat goed loopt en wat niet. En of er vraag is naar boeken die er gewoonweg nog niet zijn. Boekhandelaren zijn heel belangrijk. Maar het belangrijkst is de consument zelf. Daarom willen wij in de toekomst gespreksgroepen vormen waaruit we kunnen opmaken waar behoefte aan is.”

Welke boeken doen het goed?

„Reële verhalen. Wij hebben net een boek over de Holocaust in Oekraïne uitgegeven. Uit consumentenonderzoek blijkt dat dit genre het goed doet.

Onlangs hadden we een bijeenkomst in verband met het 150-jarig bestaan van Groen en Jongbloed. We vroegen prof. dr. H. van den Belt en W. Büdgen, de voor­zitter van het Wartburg College, een lezing te houden over het belang van lezen. Wat willen mensen nu lezen? Hoe krijg je jongeren aan het lezen? Dit onder andere naar aanleiding van het boek ”Lees!” van de Amerikaanse auteur Tony Reinke. Ik ontdekte dat je door met elkaar in gesprek te gaan, wordt gestimuleerd om niet toe te geven aan de gedachte: lezen is voorbij, maar dat je elkaar juist kunt stimuleren om mensen in beweging te krijgen. Lezen is belangrijk voor de vorming en heeft met alle terreinen van het leven te maken.”

Ervaart u het als een missie die boodschap over te brengen?

„Een missie is een groot woord. Ik geloof niet dat het lezen van boeken helemaal verdwijnt door de digitalisering. Ik geloof niet in ”of, of”, maar meer in ”en, en”. De combinatie van digitale producten en papieren heeft toekomst. Het is de uitdaging dat goed vorm te geven.”

Zijn boeken dan niet te duur?

„Volstrekt niet. Kinderboeken zijn naar mijn mening zelfs veel te goedkoop. Voor mooi uitgegeven werk wil de consument best betalen. Als het maar niet te dik is. Een uitzondering daarop is bijvoorbeeld de biografie van Dietrich Bonhoeffer. Een hoger opgeleid publiek wil zo’n dikke pil best lezen.”

In hoeverre is uw eigen smaak leidend bij de uitgave van nieuwe boeken?

„Je kunt niet je eigen maatstaf zijn. Hier liep ik in het begin van mijn carrière in het boekenvak vaak tegen aan. Je kunt iets wel geweldig mooi vinden, maar het werkt niet als je de enige blijkt te zijn die dat vindt.

Ik heb veel contact gehad met dr. W. Aalders. Hij was een bevlogen man. Ik kwam veel bij hem thuis en we hadden boeiende gesprekken. Vijf boeken heb ik van hem uitgegeven. Ze waren allemaal heel doordacht en origineel. Er zijn er niet veel van verkocht, maar ik was er zo enthousiast over dat ik vond dat ze gewoon uitgegeven moesten worden. Dat is nu zo’n zeven jaar geleden. Nu zou dat niet meer kunnen.”

Uiteindelijk valt het Aangeenbrug mee wat hij kon uitgeven. „Alles wat ik wilde uitgeven, kon ik uitgeven. Ging het niet linksom, dan rechtsom. Soms moet je subsidies hebben voor een bepaald werk. Gelukkig is er hier en daar nog wel geld beschikbaar.”

Op het gebied van literatuur valt er de laatste jaren ook een nieuwe trend te bespeuren. Ieder jaar reist Aangeenbrug naar een christelijke boekenbeurs de Verenigde Staten. „Meestal koop ik twee of drie titels die hier vertaald worden. Lange tijd waren dat vooral christelijke romans, maar ook atlassen bij de Bijbel. Maar die lopen nu niet zo goed meer. Ik verwacht dat boeken uit de Scandinavische landen misschien wel aansprekender zijn op dit moment. Of boeken uit het Midden-Oosten. Het blijft spannend, want een boek dat het in het buiten­land goed doet, hoeft het in Nederland niet per se goed te doen. Je moet je ogen wijd openhouden. Het vak vraagt steeds weer om vernieuwing.”

Voor uw vak is een bepaalde bevlogenheid nodig.

„Dat is zeker zo. Ik ervaar het persoonlijk als een roeping. Je wilt iets overbrengen dat geestelijke waarde heeft. Mijn motto is: ik moet kunnen bidden voor de boeken die ik uitgeef. Anders ben je een huis dat tegen zichzelf verdeeld is. De grens voor mijzelf is: de boeken die ik uitgeef, moeten de toetssteen van Gods Woord kunnen doorstaan. Ze moeten Bijbelgetrouw zijn. Dat is ruimer dan een bepaald deel van de gereformeerde gezindte dat ziet.

Er zijn boeken waar ik zelf niet enthousiast over ben, maar die toch die toetssteen doorstaan. Dan geef ik ze gewoon uit. Bij Jongbloed staat het uitgeven van Bijbels centraal. Alles wat we verder uitgeven, moet daarbij horen.”

Bepaalde uitgaven kunnen in uw kerkverband niet op algemene instemming rekenen. Brengt u dat in een persoonlijk conflict?

„Ik heb mijn werk en mijn ambt –tot zes jaar geleden was ik voorzitter van de kerkenraad– altijd gescheiden. Als uitgever heb ik een andere verantwoordelijkheid dan als kerkenraadslid. Daar ben ik altijd duidelijk in geweest. Wat ik doe als uitgever, zegt niets over Dirk Aangeenbrug, maar alleen iets over de rol die ik vervul. Wanneer iemand een manuscript aanbiedt, heb ik een bepaalde verantwoordelijkheid, maar dat is een andere dan die van de auteur.”

Maar iedere uitgave straalt toch ook op u af?

„Mensen kunnen de uitgever en de auteur meestal moeilijk scheiden. Daar ontkom je niet aan. Ik kan er voor mezelf wel goed mee omgaan. Wel probeer ik auteurs soms tegen zichzelf te beschermen. „Denk na of je dit echt wilt”, heb ik weleens gezegd. Maar als een boek er dan toch komt, zal ik niet tegenhouden dat het bij ons wordt uitgeven. Het eerdergenoemde criterium in acht genomen, uiteraard.”

Aangeenbrug kent het klappen van de zweep inmiddels wel, zegt hij. De eerste jaren in het boekenvak waren zwaar. „In de klas bemoeit niemand zich met je. Terwijl je in dit vak zomaar ergens op afgerekend kunt worden. Je leert hier mee om te gaan, maar het blijft gecompliceerd. Wel weet je beter hoe je met moeilijke situaties moet omgaan. Je verbaast je nergens meer over. Het overkomt je niet meer, om maar zo te zeggen.”

Heeft u een leermeester gehad?

„Gerrit van den Berg, die destijds directeur was van Groen en Zn. in Leiden, heeft me het vak geleerd. Maar ik heb mijn eigen stijl.”

U heeft vijf kinderen. Kwamen zij door uw werk aandacht tekort?

„Zes jaar geleden besloot ik al mijn nevenfuncties neer te leggen. Ik stapte uit de kerkenraad, omdat ik het niet meer kon combineren met mijn gezin. Als je naast je werk nog veel andere activiteiten onderneemt, gaat dat al snel ten koste van je gezin. Het enige vrijwilligerswerk dat ik nu nog doe, is voor de Stichting Hudson Taylor.”

De stichting houdt zich met name bezig met het vertalen en verspreiden van reformatorische lectuur en kinderbijbels en het toerusten en ondersteunen van voorgangers in huisgemeenten in China. „Hiervoor ga ik ieder jaar naar China. Het werk van de stichting heeft mijn hart. Inmiddels is er in Peking een uitgeverij opgezet. Bovengronds. Mijn ervaring in mijn eigen werk kan ik hier goed gebruiken. In China zie ik wonderen gebeuren. We mogen er nu bijvoorbeeld de Bijbelverklaring van Matthew Henry uitgeven.”

Enthousiast: „Op het gebed doet God wonderen. De manager van de uitgeverij wilde een kinderbijbel drukken en moest daarvoor een ISBN-nummer aanvragen. Drie keer kreeg hij te horen dat de aanvraag was geweigerd. De laatste keer belde een ambtenaar hem op met de mededeling: „U krijgt geen ISBN, want dit boek is veel te christelijk.” De uitgever, die zich Mozes noemt, vertelde me dat hij diezelfde avond bad: „U bent de God van Mozes, U kunt ervoor zorgen dat we een ISBN-nummer krijgen.” De volgende dag belde dezelfde ambtenaar hem weer. Er was iets gewijzigd, waardoor hij toch een ISBN kon krijgen. Zulke indrukwekkende dingen maak je in China mee.”

In één adem vertelt de uitgever verder. „De kerk in China is jong, heel anders dan in West-Europa. Elk jaar groeit zij daar. Wij denken hier dat het allemaal minder wordt, maar wereldwijd groeit de kerk nog steeds. Ik zeg weleens: Ik haal daar meer dan dat ik er breng. Ik ontmoet in China mensen die leven onder moeilijk omstandigheden en kunnen zeggen: Dit is goed voor ons.”

Eén ervaring is de nuchtere Aangeenbrug in het bijzonder bijgebleven. „Ik was met een medebestuurslid in Peking. We hadden ons verslapen en zouden onze vlucht naar huis missen. De taxichauffeur reed flink door, hoewel we niet gezegd hadden dat we laat waren. Op het vliegveld kwam er een man naar ons toe die vroeg of hij ons kon helpen. Hij loodste ons langs een lange rij voor de gate en sprak even met de vrouw achter de balie. Zij vroeg ons naar onze paspoorten en liet ons door. Toen ik omkeek was de man verdwenen. Ik ben niet het type dat snel spreekt over ervaringen met engelen, maar dit moet er één geweest zijn. Het was niet te ontkennen.”

De afhankelijkheid van God heeft Aangeenbrug ook vorig jaar ervaren, toen hij tijdens een vakantie in Zwitserland lelijk ten val kwam. „Ik ging met mijn zoon mountainbiken en remde waarschijnlijk te hard af, waardoor ik over de kop sloeg en op het asfalt terechtkwam. Ze moesten me met een helikopter afvoeren. Uiteindelijk bleek mijn linkerarm verbrijzeld te zijn.”

Een lange periode van herstel volgde. Nog maar enkele weken geleden had hij voor het laatst fysiotherapie. Of de arm echt helemaal hersteld is, is de vraag.

Maakte de nasleep van dit ongeluk u neerslachtig?

„Neerslachtigheid zit niet zo in mijn aard. Het heeft me juist veel dichter bij de Heere gebracht. Je beseft: ik ben er nog. Ik hoorde laatst van iemand die hetzelfde was overkomen en nu in een verpleegtehuis zit en niets meer kan. Het heeft me laten zien dat ik maar een heel klein mensje bent. En tegelijk dat ik een grote God hebt.”


Dirk Aangeenbrug

Dirk Aangeenbrug (1960) is geboren in Terneuzen en groeide op in Rijssen. Zijn grootvader ds. D. L. Aangeenbrug was daar predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland. Het gezin werd later lid van de gereformeerde gemeente. Na zeven jaar verhuisde het gezin naar Krabbendijke en twee jaar later naar Leerdam. Na de opleiding tot leraar Nederlands ging hij in 1986 lesgeven aan de Rehobothschool in Krabbendijke. In 1991 werd hij uitgever bij J. J. Groen en Zn. In 1996 werd deze uitgeverij overgenomen door Jongbloed. Aangeenbrug is lid van de gereformeerde gemeente in Emmeloord. Hij is getrouwd en heeft vijf kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer