Huygens & Huygens in Den Haag
Deze zomer zijn Constantijn en Christiaan Huygens heer en meester in Den Haag. Koetsen, trekschuiten, wandelingen, Latijnse gedichten, toverlantaarns, knikkerbanen en vooral: een reconstructie van de beroemde Oranjezaal uit Huis ten Bosch.
Voor iedereen die het nog niet wist: dit jaar is een Huygensjaar. Wie naar de geboorte- en sterfjaren van vader Constantijn en zoon Christiaan Huygens kijkt, kan niet zo gauw bedenken waarom precies, maar toch is het zo. Zelfs al valt er geen enkel jubileum te herdenken, een paar mensen kwamen gewoon op het idee om vader en zoon Huygens een mooie tentoonstelling te geven in de Grote Kerk.
In die kerk waren immers, een paar jaar geleden, de graven van Constantijn en Christiaan herontdekt. Ook al vond die ontdekking alleen maar via röntgenonderzoek plaats en zijn de lichamen niet opgegraven –de enorme deksteen kon niet van z’n plaats, en bovendien wilden de onderzoekers de grafrust niet verstoren–, een en ander leidde er toch toe dat vader en zoon Huygens weer onder de aandacht kwamen.
Diverse Haagse musea wilden meteen meedoen met het plan, van het een kwam het ander, en nu staat de hele stad bij wijze van spreken in het teken van Constantijn en Christiaan – die elk op hun eigen terrein hard gewerkt hebben om de Nederlandse gouden eeuw vorm te geven. „Amsterdam heeft het Rijks, wij hebben Huygens”, zei ex-minister Sybilla Dekker deze week vol trots bij de opening.
Intussen is het natuurlijk helemaal niet verkeerd dat het Haagse Huygensspektakel nu tóch, voor de samenstellers ongedacht, een actuele glans krijgt. Wie had kunnen vermoeden dat de opening van de tentoonstelling zo mooi zou samenvallen met een grote golf van Oranjeliefde? En wie had kunnen bedenken dat diezelfde opening zou worden opgeluisterd door het laatste publieke optreden van koningin Beatrix als vorstin?
Voor de geschiedenis van de Oranjes in de gouden eeuw kun je immers bij niemand beter terecht dan bij Constantijn Huygens, secretaris van drie prinsen van Oranje: Frederik Hendrik, Willem II en Willem III. Niet voor niets is het pronkstuk van de tentoonstelling de nagebouwde Oranjezaal van Huis ten Bosch, volgens de samenstellers „een lofzang op de Oranjes.”
Amalia van Solms, de weduwe van Frederik Hendrik, liet de zaal als eerbetoon aan haar man vormgeven. Huygens was daar nauw bij betrokken, hij overlegde met Amalia, met architect Jacob van Campen, met de kunstenaars die de wandschilderingen voor hun rekening nemen. Hij bepaalde de maten, kocht zelfs het linnen dat de schilders thuisgestuurd kregen.
De zaal moest als het ware zeggen: de stadhouder is dood, maar het huis Oranje gaat door. Maar toen het werk klaar was, stierf ook stadhouder Willem II en brak het eerste stadhouderloze tijdperk aan. Toen kreeg de zaal ineens een andere rol: herinneren aan het glorierijke verleden, met vlaggen en banieren. De boodschap werd, met andere woorden: Als de Oranjes terugkomen, komt alles weer goed.
Voor Huygens zelf braken met dat stadhouderloze tijdperk ook de magere jaren aan. Maar hij beleefde de terugkomst van Willem III, en was nauw betrokken bij de strategische plannen om het koningschap van Engeland te verwerven.
Over dat alles is veel te zien in de fraai vormgegeven tentoonstelling in de Grote Kerk. De samenstellers hebben een spannend contrast aangebracht tussen het oude gebouw, de oude teksten en schilderijen, en de hedendaagse wereld van beelden, projecties, filmpjes en installaties.
Je kunt als bezoeker oefenen met de kleding van een zeventiende-eeuwse hoveling, of met de toverlantaarn en de telescoop van Christiaan Huygens. Je kunt je ook laten meenemen in de film waarin een van de wanden van de Oranjezaal –de schildering van de triomf van Frederik Hendrik– ineens tot leven komt, met échte Arabische paarden, wapperende gewaden, bewegende figuren.
Het kan geen enkele bezoeker van de tentoonstelling ontgaan: vader en zoon Huygens staan model voor de ware goudeneeuwmentaliteit, die de tijd doorstaat en Nederlanders nog altijd kan inspireren. Dat hebben de samenstellers willen neerzetten: „een groots spektakel over het Huis van Oranje en onze Gouden Eeuw en de revolutionaire ontwikkeling van de wetenschap.” Een succesverhaal dus.
Vader en zoon Huygens lenen zich daar bij uitstek voor. Constantijn was behalve secretaris ook diplomaat, geleerde, musicus, dichter en kunstkenner – de ontdekker van niemand minder dan Rembrandt. Zijn zoon Christiaan was een toonaangevend wis-, natuur- en sterrenkundige, die de wereld met zijn uitvindingen verbijsterde. Het slingeruurwerk bijvoorbeeld.
Allebei stonden ze in contact met zo ongeveer de hele wereld: vorsten, diplomaten, kunstenaars, schrijvers, geleerden. Allebei hebben ze veel nagelaten aan tekeningen, ontwerpen, composities, dagboeken, brieven, voorwerpen, architectuur. Ze waren geen wereldvreemde geleerden, maar harde werkers, die allebei veel aan hun uitstekende opvoeding tot hoveling te danken hadden. Die opvoeding komt overigens in de Grote Kerk ook in beeld, net als de enorme netwerken die vader en zoon in de loop van hun leven opbouwden.
Uit de hele tentoonstelling rijst dus een beeld op dat Nederlanders van vandaag in hoge mate moet aanspreken. Het stempel dat vader en zoon Huygens drukten op politiek, kunst en wetenschap is voelbaar. Ze waren succesvol, veelzijdig, inspirerend, vernieuwend en invloedrijk. Geslaagd in het leven. Als je niet oppast, houd je alleen die indruk over.
Zoals Frans Blom in de bundel ”Stemmen van Den Haag” over Constantijn schrijft: een hoveling die „al op zijn zevende Frans spreekt, en vanuit Engeland bij zijn ouders bedelt om geld voor dure kleren. Die zijn jeugdliefde aan de kant zet omdat ze niet van standing is, die componeert in de trant van Monteverdi, en niet één maar twee autobiografieën schrijft en wel in het Latijn. Die buitenlandse ambassadeurs over de vloer heeft en zelf half Europa bereist.”
Maar dat is de buitenkant. Het is te hopen dat de bezoekers zich niet laten verblinden door dat glanzende spektakel, maar ook de moeite nemen om zich over de vitrines met oude boeken, brieven en gedichten te buigen. Het zijn immers de geschreven gedachten van deze twee grote figuren die iets van hun binnenkant laten zien: soms alleen maar vernuftig, maar soms ook treurig, verheugd, gelovig, gevoelig.
Varen naar Hofwijck
Op minder dan 5 kilometer afstand van de Grote Kerk ligt Hofwijck, het buitenhuis dat Constantijn Huygens voor zichzelf ontwierp en waar ook Christiaan Huygens jarenlang woonde.
Wie met de trein van Utrecht naar Den Haag reist, heeft ter hoogte van station Voorburg prachtig uitzicht op Hofwijck. Keerzijde daarvan is wél dat de spoorlijn dwars door de tuin snijdt die Constantijn met zo veel filosofisch inzicht en oog voor symmetrie aanlegde.
Jarenlang waren de luiken aan weerszijden van de ramen donkergroen, maar nu zijn ze okergeel: zó tekende Christiaan ze, en die kleur moeten ze dus in zijn tijd gehad hebben. Het huis is het afgelopen jaar gerestaureerd, er zijn nieuwe grisailles aangebracht, de luiken zijn geel geverfd en binnen zijn twee nieuwe presentaties: ”De gouden Eeuw van Constantijn” en ”Christiaan onder de sterren”.
Deze zomer –van eind april tot eind augustus– is er een dagelijkse bootverbinding tussen de Grote Kerk in Den Haag en Huygensmuseum Hofwijck in Voorburg. Dat is een stukje van het traject waar vroeger de trekschuit voer – en waar ongetwijfeld vader en zoon Huygens ook gevaren hebben.
Haagse stemmen
Een stadswandeling door Den Haag krijgt deze zomer een nieuwe dimensie: via de Huygens-app klinkt bij alle bezienswaardigheden van de stad het commentaar van Constantijn Huygens zélf.
Dat dat kan, is te danken aan de inspanningen van goudeneeuwspecialist Frans Blom en dichter Ilja Leonard Pfeijffer, die samen een prachtig boek hebben gemaakt: ”Stemmen van den Haag” (uitg. Prometheus, 175 blz., € 19,95). Daarin hebben ze 150 Latijnse versjes vertaald, die Huygens bij allerlei Haagse plekken maakte: het Haagse Bos, de Varkensmarkt, het Binnenhof, de Grote Kerk, het Plein, noem maar op.
„Dat hij de scherpte van zijn intellect”, schrijft Pfeijffer, „die veel betere zaken waardig was, heeft ingezet om in weerbarstig geleerd Latijn iets slims, aardigs of grappigs te verzinnen op honderdvijftig plekken in zijn stad, ontroert me. Echt.”
De wandeling bij de gedichten is ontwikkeld door het Haags Historisch Museum en Museum Bredius, die deze zomer de gezamenlijke presentatie ”Huygens rond de Hofvijver” presenteren. In het Haags Historisch Museum gaat het over Huygens’ liefde voor zijn geboortestad, in Museum Bredius over Huygens als kunstkenner en verzamelaar.
www.museumbredius.nl en www.haagshistorischmuseum.nl
Huygensactiviteiten
Het is deze zomer moeilijk kiezen bij een dagje Den Haag. Rond vader en zoon Huygens zijn zó veel activiteiten op touw gezet dat een mens met gemak een week bezig is. Er zijn serieuze workshops ”Hofdichten” in de Koninklijke Bibliotheek, lezingen, concerten en Huygenswandelingen, maar ook boottochtjes-met-een-verhaal (”Huisje, bootje, thee en taartje”).
Leiden doet ook mee, met brieven en manuscripten in de universiteitsbibliotheek, maar ook met een speciale kindertentoonstelling over de uitvindingen van Christiaan Huygens: een megaknikkerbaan, een toverlantaarn, een tandwielenwand en een ruimteraket in Museum Boerhaave. Voor volwassenen is er overigens ook genoeg te zien: in de historische collectie staan originele uitvindingen, zoals de eerste slingerklok, het planetarium van Christiaan Huygens en zelfgeslepen lenzen.
Wie serieus de teksten van Constantijn wil bestuderen, kan niet alleen terecht in de Koninklijke Bibliotheek en de Leidse universiteitsbibliotheek, maar ook bij het fraai uitgegeven boek ”Constantijn Huygens op dienstreis”. Dat bevat een verslag van Huygens zelf over een van zijn vele reizen, ingeleid en van aantekeningen voorzien door de bekende historicus S. Groenveld (uitg. Verloren, Hilversum, ISBN 978 90 8704 365 0, 140 blz., € 19,-).