Hoe lang kan een oorlog mee in herdenkingen?
Hoe lang kan een oorlog eigenlijk ‘mee’ in nationale herdenkingen? Dat blijkt per land sterk te verschillen. De vraag is: wat wordt er eigenlijk herdacht?
Onze zuiderburen, de Vlamingen, herdenken ieder jaar een slag van meer dan 700 jaar geleden: de Guldensporenslag. Op 11 juli 1302 wist een Vlaams burgerleger het leger van de Franse koning in de pan te hakken, vandaar. De 11e juli is sinds 1973 een officiële Vlaamse feestdag. De Schotten maken zich intussen op om volgend jaar de 700e verjaardag van de Eerste Schotse Onafhankelijkheidsoorlog te vieren. En dat moet een groots gebeuren worden, onderstreepte de Schotse premier Alex Salmond onlangs.
Tegelijk wordt er in steeds meer landen geworsteld met de vraag hoe een oorlog herdacht moet worden die nog geen zeventig jaar geleden plaatshad. Niet alleen in Nederland, maar ook in omliggende landen vinden er hevige debatten plaats over de nationale herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Want hoe doe je dat als steeds minder mensen de oorlog nog bewust hebben meegemaakt?
Het roept de vraag op hoe dat eigenlijk werkt, het geheugen van een volk. De Britse historicus Matthew Graves, verbonden aan de universiteit van Aix-Marseille in Frankrijk, doet er al vele jaren onderzoek naar. Graves vorst specifiek naar de manier waarop de twee grote wereldoorlogen van de vorige eeuw in diverse landen worden herdacht. Hij deelt zijn bevindingen onder meer via het Internationaal Onderzoeksnetwerk voor Oorlogsherdenkingen (IRNW), waarbij hij nauw is betrokken.
„De invulling van herdenkingen kan sterk veranderen”, maakt hij telefonisch vanuit Aix duidelijk. „De Eerste Wereldoorlog was in de jaren twintig in Groot-Brittannië bijvoorbeeld onderwerp van kritische reflectie, terwijl er pas later oog kwam voor de slachtoffers. Momenteel staan thema’s als vrijheid en solidariteit centraal.”
Met het juiste verhaal kunnen ook oorlogen uit een ver verleden nog altijd veel handen op elkaar krijgen, aldus Graves. Hij noemt als voorbeeld Australië, waar de Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld altijd breed is herdacht omdat het gezien werd als natievormend. De aandacht richt zich daarbij specifiek op de eerste militaire actie van Australiërs tegen het leger van Nieuw-Zeeland tijdens de oorlog. Graves: „Australische regeringen uit het verleden hebben de oorlog bewust gebruikt voor het creëren van een nationaal gevoel.” Australië behoorde tot 1901 tot het Verenigd Koninkrijk en moest nog tot een eenheid worden gesmeed.
De grote aandacht voor de Guldensporenslag in Vlaanderen kan vanuit soortgelijke motieven worden verklaard. Na de zelfstandigwording van België in 1830 zocht de regering naar ankerpunten van nationale identiteit en regisseerde voor die gelegenheid een cultus rond de Guldensporenslag van 1302. Later eigenden de Vlamingen zich de strijd toe, waarbij de slag ging staan voor specifiek Vlaams heroïsme. Het slepende conflict met de Walen houdt die herdenking momenteel levend.
Interessant is dat de belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog in Australië in de jaren zestig en zeventig sterk terugliep, maar vanaf de jaren tachtig herleefde. Er stond een „tweede generatie van herinnering” op, een ontwikkeling die wetenschappers ook internationaal waarnemen. Hoe dat kwam? Het besef brak door dat de overlevenden van de oorlogen op leeftijd waren gekomen en hun verhalen verloren dreigden te gaan. Onderzoekers wijzen ook op opbloeiende nationalistische gevoelens en een breed levend fin-de-sièclegevoel.
De herdenking van de Eerste Wereldoorlog in Australië trekt echter ook in de nieuwe eeuw nog veel belangstelling, juist ook onder jongeren. Toen Graves Australische jongeren vroeg waarom ze bij de herdenking waren, was het meeste gegeven antwoord: uit respect voor de oudere generatie. „Een dergelijk motief kan de herinneringscultuur lang levend houden”, aldus Graves.
In Nederland speelt momenteel sterk het debat over de gewenstheid om ook Duitse slachtoffers op 4 mei te herdenken. Hoe is dat in andere landen?
„Dat is zeker geen specifiek Nederlands thema. Hier in Frankrijk zijn Duitsers al veel langer welkom op nationale herdenkingen, maar dat is echter zeker niet onomstreden. Punt is dat iedere herdenking ook mensen uitsluit. Is er aandacht voor de verpleegsters tijdens de oorlog, of, in het geval van Australië, voor de aboriginals? Dat roept spanningen op.”
In Nederland is er ook discussie over de invulling van de herdenking. Die wordt steeds breder. Hoeveel toekomst heeft dat?
„In veel landen is een tendens waar te nemen om begrippen als vrijheid en solidariteit centraal te stellen. Er komt dan een geest van collectieve solidariteit centraal te staan, of iets dergelijks. Dat heeft soms haast iets van een collectieve religie. Het is echter duidelijk dat dergelijke concepten mensen in mindere mate mobiliseren. Of dat op de lange termijn toekomst heeft, is de vraag.”
Die ene herdenking komt er in Frankrijk voorlopig niet
Franse regeringen proberen het grote aantal oorlogsherdenkingen terug te schroeven en te clusteren. Het ziet er echter niet uit dat het daar binnenkort van komt.
Hoe erg is het als Fransen niet meer weten wat De Gaulle nu precies zei op 18 juni 1940? De generaal riep op die bewuste dag in juni de Fransen op de nederlaag niet te accepteren en de strijd tegen de Duitse bezetter niet op te geven. De Gaulle was vastberaden om zijn land te bevrijden en het juk van de bezetter van zich af te werpen.
De toespraak markeerde een omslag en wordt wel gezien als het begin van het Franse verzet. Pas vele jaren na de oorlog, tijdens het presidentschap van Jacques Chirac, in 2006, werd bepaald dat de 18e juni het karakter van een nationale herdenking moest krijgen.
De herdenking van de toespraak van de Gaulle is een van de herdenkingen op de al vrij volle Franse herdenkingskalender. Daarop staan, naast de herdenking van de overwinning op nazi-Duitsland (8 mei) en de wapenstilstand van 11 november 1918, bijvoorbeeld ook de 2e mei, het ”feest van het patriottisme”, een nationale ceremonie rond de persoon van Jeanne d’Arc. Een datum die steevast door extreem rechts wordt aangegrepen om zwaaiend met de tricolore door Parijs te marcheren.
Op de laatste zondag van april staat Frankrijk stil bij de slachtoffers van de Holocaust. Ruim een maand later, op 8 juni wordt het ritueel herhaald. Alleen staan nu de gevallenen uit de oorlog in Indochina centraal. Op 5 december ten slotte gedenken de Fransen de soldaten die het leven lieten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Algerije. De vele herdenkingen houden het verleden levend, zo is het idee.
Om ook jongere generaties te blijven aanspreken, deed toenmalig president Sarkozy in 2008 een poging om het aantal nationale herdenkingen flink in te perken. Hij kreeg daarbij steun van de historicus André Kaspi, die er een onderzoek aan wijdde en er een rapport over schreef. Zijn conclusie: er zijn er te veel.
Plannen om de natie voor te bereiden op drie herdenkingen, op de 8e mei, de 11e november en op de 14e juli, vallen echter in het water. Eén enkele ”Memorial Day” naar Amerikaans model lijkt in Frankrijk niet haalbaar. Tegenstanders wijzen op het gevaar dat door alles op één hoop te gooien de betekenis van afzonderlijke historische gebeurtenissen, zoals de historische toespraak van De Gaulle, in de vergetelheid raakt.
Alleen de 11e november krijgt een grotere betekenis. Op die dag worden nu alle soldaten herdacht die het ultieme offer brachten voor het vaderland. De zinsnede opende de mogelijkheid om nu ook de in Afghanistan omgekomen militairen te herdenken.
Maar de herdenking „overgoten met een Sarkozysaus” ligt sommige oud-strijders zwaar op de maag. Ze vallen over het woordje ”alle”. Hoe kun je nu Franse soldaten die zijn omgekomen tijdens de landingen op D-day herdenken op de 11e november?
Een Memorial Day à la Française? De oud-strijders kunnen het nog altijd maar moeilijk verkroppen dat ‘hun Tweede Wereldoorlog’ niet meer de volledige aandacht krijgt.
Dodenherdenking is in China politiek getoonzet
Het einde van de Chinees-Japanse oorlog (1937-1945) herdenken, dat doen de leiders van de Volksrepubliek China niet. Immers, niet de Chinezen maar de Amerikanen gaan dan met de eer strijken.
Het waren immers twee Amerikaanse kernbommen die in 1945 de Japanners tot capituleren dwongen. Bovendien voltrok zich tijdens deze oorlog een veel belangrijkere machtsstrijd tussen de Chinese communisten, onder leiding van Mao Zedong, en de Chinese nationalisten, geleid door Chiang Kai Shek. Een strijd die pas in 1949 in het voordeel van de eersten werd beslecht.
Dat neemt niet weg dat de Japanse bezetting van delen van China grote invloed heeft gehad op het verloop van deze interne strijd. En in zeker opzicht is die Japanse invloed op de eenheid binnen de Chinese staat er altijd gebleven. De Chinese herinneringscultuur is daarvan een voorbeeld.
Omdat herdenkingen in de huidige eenpartijstaat China een politiek karakter moeten hebben, dient ook de herinnering aan de oorlog daaraan te voldoen. Dus is het zaak een politiek verantwoord moment in die oorlog te kiezen als collectief herinneringsmoment. Nu geldt in China tot op de dag van vandaag dat alleen wat bijdraagt aan de handhaving van de alleenheerschappij van de Communistische Partij mag bestaan, mag worden gehoord en herinnerd.
Daarom geen herdenking van de vele doden die onder vader des vaderlands Mao Zedong zijn gevallen voor en na 1949; wel wordt er jaarlijks uitvoerig stilgestaan bij de 260.000 tot 350.000 doden die vielen bij de Japanse verovering van de Chinese stad Nanking (het tegenwoordige Nanjing), op 13 december 1937, in 2012 precies 75 jaar geleden.
Sowieso zijn in Chinese ogen de wreedheden van de Japanse strijdkrachten in de jaren 30 en 40 een geëigend onderwerp om bij stil te staan, omdat daardoor het anti-Japanse sentiment onder de Chinese bevolking wordt aangevuurd en op die manier de onvrede over binnenlandse misstanden wordt verlegd naar onvrede over Japanners van nu.
Niets voedt het Chinees nationalisme zo sterk als anti-Japanse gevoelens, en juist nu China en Japan ruziën over enkele eilanden in de Oost-Chinese Zee, is dat merkbaar onder de bevolking. Waarbij dan altijd moet worden bedacht dat de gemoederen in China rond dit onderwerp doorgaans van bovenaf worden aangewakkerd en betogingen worden georkestreerd en gemanipuleerd.
Des te wranger is het dan dat de vele honderden spontane demonstraties die dagelijks plaatsvinden, maar die gericht zijn tegen binnenlandse misstanden en lokale deugnieten, door de officiële Chinese media volstrekt genegeerd worden en al helemaal niet de buitenlandse pers halen.