Meer slachtoffers van Duitse wraakacties dan gedacht
LEEUWARDEN. Zonder mededogen namen de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog wraak voor sabotageacties en liquidaties door het verzet. Vaak waren onschuldige burgers het slachtoffer. De wraakacties hadden een averechts effect.
Hoeveel mensen bij de Duitse wraakacties omkwamen, is onbekend. De auteurs van het onlangs verschenen boek ”Represailles in Nederland 1940-1945” schatten het aantal slachtoffers op 6500, misschien wel 7000. Dat zijn er enkele duizenden meer dan tot nu toe werd aangenomen.
De auteurs komen tot een hoger aantal omdat zij diverse groepen slachtoffers bij elkaar hebben opgeteld. Naast gefusilleerde verzetsstrijders en onschuldige burgers die voor het vuurpeloton zijn gezet, rekenen zij bijvoorbeeld ook indirecte slachtoffers mee: mensen die uit wraak naar een concentratiekamp zijn gestuurd en daar het leven hebben gelaten.
”Represailles in Nederland” is het eerste deel van een serie over het onderwerp. Het boek werd geschreven door voormalig rechtbankverslaggever van het Friesch Dagblad Jack Kooistra, met bijdragen van onder anderen Klaas Jansma en oud-journalist Auke Piersma. Hierna verschijnen nog elf delen over Duitse represailles in de verschillende provincies en een boek over wraakacties in Nederlands-Indië. Aan de serie werken tientallen historici en publicisten mee.
Het eerste deel heeft een inleidend karakter. Het boek bevat teksten over de Duitse wraakmaatregelen die volgden op gewapend verzet. Naarmate de oorlog vorderde, werden die wraakacties steeds wreder. Tot 1943 hielden de bezetters zich nog enigszins in, maar daarna lieten ze elke terughoudendheid varen.
Een belangrijk moment was de wraakactie na het doodschieten van de Duitse militair Alois Bamberger op 30 januari 1943. Nog voordat enig onderzoek was verricht, besloten de Duitse autoriteiten dat tien Haarlemmers doodgeschoten moesten worden, „drie Joden en zeven communisten.” Zij werden gefusilleerd in de duinen bij Bloemendaal. Het was volgens de auteurs de eerste keer dat de gewelddadige dood van een Duitser werd vergolden met het doden van Nederlanders die met het bewuste feit in het geheel niets te doen hadden gehad.
De schrijvers stellen dat er in de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk meer dan 600 Duitsers en collaborateurs gedood zijn door het gewapend verzet. „Veel liquidaties waren met geheimzinnigheid omgeven want het was riskant om er openlijk over te schrijven en te spreken.”
De represaille bij Bloemendaal werkte overigens averechts. Het verzet nam op zijn beurt wraak, wat leidde tot een spiraal van geweld. Het boek doet uitvoerig uit de doeken hoe die escalatie in zijn werk ging.
In de uitgave staat ook een hoofdstuk waarin het begrip represaille in een brede context wordt geplaatst. Dat hoofdstuk is geschreven door advocaat en strafrechtdeskundige Geert-Jan Knoops. Hij gaat in op de vraag of vergeldingsacties „wel of niet legitiem zijn volgens het internationaal recht.” Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, betoogt Knoops, bestond er slechts één internationaal verdrag dat een beperking oplegde aan het uitvoeren van represailles. Dat was de Geneefse Conventie van 1929. Dit verdrag meldde alleen dat krijgsgevangenen bescherming verdienen tegen represailles.
”Represailles in Nederland” bevat een alfabetische lijst met slachtoffers van Duitse wraakacties. Naast de fusillade bij Bloemendaal besteden de auteurs aandacht aan represailles in onder meer Renesse, Rotterdam, Soesterberg en Trimunt (Marum).
”Represailles in Nederland 1940-1945”, Jack Kooistra e.a.; uitg. Louise, Grou; ISBN 978-94-91536-05-2; 280 blz.; € 22,50