„Bengalen wagen leven voor onze kleding”
AMSTERDAM (ANP). Terwijl bankmedewerkers gewaarschuwd waren en thuisbleven, gingen arbeiders van kledingfabrieken woensdag gewoon naar hun werk in een complex Rana Plaza dat woensdag instortte in Bangladesh. Bij de ramp kwamen waarschijnlijk meer dan 200 mensen om, vooral vrouwen.
„Dit toont opnieuw aan dat de kledingwerkers dagelijks hun leven riskeren om kleding voor ons te maken”, zegt Christa de Bruin van de Schone Kleren Campagne (SKC). Dat internationale netwerk streeft naar betere arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie.
Duidelijk is dat een behoorlijk aantal westerse merken kleding liet produceren in het rampcomplex. Partners van SKC hebben in de puinhopen labeltjes aangetroffen van Primark en Mango; internationale ketens die ook in Nederland verkopen. C&A heeft naar eigen zeggen sinds 2011 geen banden meer met de fabrieken in Rana Plaza.
De Bruin vraagt zich af hoeveel doden nog moeten vallen in Bangladesh voordat er iets verandert. „De bedrijven weten dat het onveilig is, maar ze zijn nalatig”, stelt ze. De fabrieken voldoen vaak niet aan de brandveiligheidseisen en bovenop gebouwen verschijnen lukraak extra verdiepingen.
Dat laatste is mogelijk ook bij Rana Plaza gebeurd. Toen dinsdag werd gewaarschuwd voor scheuren in het pand, bleven de vijf kledingfabrieken gewoon open. De afgelopen jaren kwamen honderden arbeiders om in Bangladesh, dat een belangrijke producent is van goedkope kleding.
Vijf maanden geleden stierven 112 mensen door een brand in de Tazreen-fabriek met tralies voor de ramen die ook produceerde voor C&A. Dat bedrijf liet daarna weten strenger te gaan controleren.
Dat is volgens SKC niet voldoende. De organisatie wil dat de kledingketens hun handtekening zetten onder de zogeheten Bangladesh Fire and Building Safety Agreement. Onderdeel daarvan zijn onafhankelijke inspecties en samenwerking met vakbonden en werknemers. Tot op heden hebben alleen het Duitse Tchibo en en het Amerikaanse Phillips-Van Heusen (PVH) getekend.