Antisemitische spanningen steken de kop op in Jordanië
AMMAN. In Jordanië steken antisemitische gevoelens de kop op. Politici in Amman eisen de vrijlating van een soldaat die in 1997 zeven Israëlische schoolmeisjes doodschoot. De man wordt als een held beschouwd.
Egypte en Jordanië zijn de enige twee Arabische staten die een vredesverdrag hebben getekend met Israël. Met zijn andere buurlanden –Syrië en Libanon– verkeert de Joodse staat formeel nog altijd in staat van oorlog.
Na de eclatante verkiezingsoverwinning in Egypte van de moslimbroeders en de salafistische al-Nurpartij lijkt de toekomst van het Egyptisch-Israëlische vredesverdrag onzekerder dan ooit. Openlijk klonk de afgelopen maanden in Egyptische straten de roep om opzegging van het vredesverdrag.
Het handhaven van vriendschappelijke relaties met Jordanië is daarom voor Israël in de huidige gespannen situatie in het Midden-Oosten van wezenlijk belang.
Vorige week werd Jordanië echter plotseling opgeschrikt door enkele onverkwikkelijke affaires die leidden tot een uitbarsting van antisemitische gevoelens en tot uitlatingen die zelfs veel inwoners van de hoofdstad Amman choqueerden.
De aanleiding was een affaire die de relatie tussen Israël en Jordanië ruim vijftien jaar geleden op scherp zette.
In 1997 werd er door een Israëlische school uit Beit Shemesh een schoolreisje georganiseerd naar de Israëlisch-Jordaanse grens. De trip was bedoeld als gebaar van vrede en verzoening. Plotseling dook echter als uit het niets Ahmad Daqamseh op, een Jordaanse soldaat, die zijn geweer leegschoot op de Israëlische scholieren.
In deze uitbarsting van geweld doodde Daqamseh zeven Israëlische schoolmeisjes, terwijl zes andere leerlingen gewond raakten. De moordenaar werd indertijd door het Jordaanse gerecht veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.
Ruim een week geleden eisten echter 110 van de 150 Jordaanse parlementariërs tijdens een chaotische sessie van de volksvertegenwoordiging de onmiddellijke vrijlating van deze Daqamseh.
Daarvoor kregen ze naderhand bijval van de Jordaanse minister van Justitie. De bewindsman zei ter rechtvaardiging hiervoor dat „als een Jood een Arabier vermoordt, de Israëliërs een standbeeld oprichten voor deze Jood.”
De Jordaanse parlementariërs op hun beurt noemden de veroordeelde Jordaanse soldaat Daqamseh „een held.” Daqamseh heeft tot op heden geen berouw getoond over zijn moorddadige actie. Hij zei integendeel dat „het enige wat mij berouwde het feit was dat mijn geweer niet goed functioneerde, waardoor ik er niet in slaagde álle Israëlische scholieren te doden.” Bovendien verklaarde Daqamseh dat hij het weer zou doen als hij daarvoor de kans zou krijgen.
De overweldigende politieke steun in Jordanië om Daqamseh vrij te krijgen, heeft zowel in Jordanië zelf als in Israël veel mensen verbijsterd. De Jordaanse koning Abdullah hult zich vooralsnog in stilzwijgen, omdat de koning zich volgens politieke waarnemers in de huidige omstandigheden geen aanvaring kan permitteren met politici in zijn koninkrijk.
Terwijl aan beide zijden van de Jordaans-Israëlische grens de emoties hoog opliepen naar aanleiding van de kwestie-Daqamseh, werd in de Jordaanse regio Ma’an vorige week het lichaam gevonden van de 27-jarige Jordaanse politieagent Ibrahim al-Jarreh.
Ma’an ligt vlak bij de Dode Zee, en Ibrahim bleek op de dag van zijn overlijden een groep van 21 Israëlische toeristen te hebben begeleid. De omstandigheden rondom zijn dood blijven raadselachtig. In het Jordaanse circuit van sociale media wemelde het al spoedig van de geruchten en soms regelrechte beschuldigingen dat de groep Israëlische toeristen verantwoordelijk zou zijn geweest voor de dood van Ibrahim al-Jarreh.
Woedende Jordaniërs verbrandden vrijdag de Israëlische vlag en de broer van Ibrahim dreigde dat hij als vergelding tien Israëliërs zou ontvoeren en doden. In deze verhitte sfeer wordt met spanning uitgekeken naar de resultaten van het politieonderzoek.