India en Pakistan ontkennen atoomdreiging
In hun race naar een lanceerbaar atoomwapen zijn India en Pakistan niet ver meer van de finish verwijderd. Hun leiders weigeren echter te erkennen dat het tot een nucleaire ramp kan komen.
Pakistan heeft op elf dagen tijd drie testraketten afgevuurd. De Shaheen-I-raketten die op 8 en 14 oktober getest werden, legden 700 kilometer af, en de derde raket (een Hatf-III), die op 2 oktober gelanceerd werd, had een bereik van 290 kilometer.
De Indiase politici doen de tests af als „niets bijzonders.” Minister van Buitenlandse Zaken Kanwal Sibal: „Het is niet de eerste keer dat ze in Pakistan raketten testen.” Het bereik van de Pakistaanse raketten is voldoende om in India steden van enkele miljoenen inwoners te treffen. Ook minister van Defensie George Fernandes laat zich niet van de wijs brengen. „Het valt nog te bezien of het echt om een Pakistaanse raket gaat, dan wel om een Noord-Koreaanse of een Chinese.”
De vraag van welke makelij een raket is, houdt de Indiase politici en atoomexperts sterker bezig dan de veiligheidsrisico’s die ermee gepaard gaan. Ook de Indiase media lijken meer geïnteresseerd in de tussenstand van de wapenwedloop dan in de mogelijkheid dat twee buurlanden ze gaan inzetten in een atoomoorlog.
In de tussenstand staat India overigens aan de leiding. De nieuwe Pakistaanse tests moeten een antwoord vormen op Phalcon, een „vroegtijdig waarschuwingssysteem” dat India vorige week vrijdag bestelde bij Rusland en Israël. Het radarsysteem, een Israëlisch-Amerikaanse uitvinding, zou op een Russische Iljoesjin -76 gemonteerd worden, zodat India een commando- en controlepost heeft die vanuit de lucht de lancering van raketten op Pakistaans grondgebied kan spotten.
Volgens critici is dat zuivere geldverspilling: het absurd korte bereik van de kernraketten maakt tijdig reageren vrijwel onmogelijk. De tijd om terug te slaan wordt geschat op drie tot acht minuten. In de praktijk is dat onvoldoende om de beslissingsprocedure te doorlopen en zelf een lancering in gang te zetten. Zelfs al vindt de tegenaanval nooit plaats, dan is het nog maar de vraag hoeveel mensen de nucleaire winter zullen overleven in het land dat de raket lanceerde.
Pakistan protesteerde fel tegen de aankoop van het Phalcon-radarsysteem en eiste zelfs dat Washington radars, F-16’s, Cobra-helikopters en conventionele wapens zou leveren „om het wapenevenwicht te herstellen” in Zuid-Azië. Zowel Pakistan als India gebruiken de term ”evenwicht” om naar de wapenwedloop verwijzen. De Pakistaanse minister van Defensie, Hamid Nawaz Khan, legde het vorige maand zo uit: „Pakistan gelooft dat een conventionele balans de sleutel is tot het bewaren van de vrede tussen India en Pakistan. De nucleaire drempel wordt verlaagd als dit evenwicht wordt verstoord.”
De defensieminister voegde eraan toe dat „het Pentagon zich akkoord verklaart om het evenwicht te herstellen dat door India in de regio werd verstoord.”
Ook India werkt gestaag verder aan de ontwikkeling van de Agni- en de Prithvi-raketten, types die de nucleaire ladingen kunnen transporteren. Militaire experts geloven dat het bijna zover is - de oprichting van een nieuwe artilleriedivisie in het Indiase leger is een duidelijk teken aan de wand. Defensieminister Fernandes verklaarde op 5 oktober dat de Indiase korte- en middellangeafstandsraketten klaar waren voor ontplooiing en suggereerde dat de nucleaire commandostructuur -met onder meer een dubbel ”zenuwcentrum”- operationeel is. In het hart van New Delhi is naar verluidt een nucleaire bunker in aanbouw. In geval van atoomalarm zou de regering en de militaire top daar naartoe snellen om de tegenaanval in te zetten. Met de bouw van de bunker erkent de Indiase regering dat het gevaar van een nucleaire aanval niet denkbeeldig is.
Voor de veiligheid van de 15 miljoen burgers in Delhi werden nog geen maatregelen bekendgemaakt. De Indiase premier Vajpayee stelde de natie onlangs nog gerust: „We zijn in geen enkele wapenwedloop betrokken. De stappen die India heeft gezet, zijn enkel uit zelfverdediging genomen.”