Dat heeft de voorzitter van de Iraanse parlementscommissie voor nationale veiligheid en buitenlands beleid, Mohsen Mirdamadi, donderdag gezegd. „De zaak van Iran moet niet voor de Veiligheidsraad komen. Als inspecties van militaire installaties dit probleem oplossen, dan moet dat maar”, zei Mirdamadi.

Iran heeft van het IAEA tot 31 oktober de tijd gekregen om aan te tonen dat zijn nucleaire programma niet gericht is op de verwerving van kernwapens. Als de nucleaire waakhond van de VN niet tevreden is over de informatie uit Iran, kan het IAEA de zaak aanbrengen voor de Veiligheidsraad.

Mirdamadi zei dat Iran het niet zo ver wil laten komen. Hij zei dat Iran geenszins verplicht is om zijn militaire installaties door het IAEA te laten inspecteren, maar mee wil werken „in de geest van transparantie.”

De directeur van het IAEA, Mohamed al-Baradei, arriveerde gisteren in Iran om „openstaande kwesties” te bespreken. Hij zei dat Iran al één militaire installatie heeft opengesteld, volgens medewerkers van het IAEA Kolahdouz nabij de hoofdstad Teheran. Al-Baradei zei dat het er wat het IAEA betreft niet veel toe doet of een installatie civiel of militair is. „Wij bezoeken de plaatsen die van belang zijn voor ons werk. Als het voor ons belangrijk is om een plek te bezoeken, dan doen wij dat.”

Al-Baradei zei dat Iran nog niet alle informatie heeft verstrekt waar om is gevraagd. „De belangrijkste kwestie is het verrijkingsprogramma. Wij willen zeker weten dat wij alle nucleaire experimenten hebben gezien die in Iran hebben plaatsgehad en dat wij al het nucleaire materiaal hebben gezien dat zich in Iran bevindt.” Al-Baradei zei dat hij niets over zijn bevindingen in Iran zal zeggen voordat hij op 20 november verslag heeft uitgebracht aan de IAEA-raad.