Dat heeft de regering van Denemarken gezegd, waar de tsarina in 1928 werd begraven.

In een brief aan de Russische president Vladimir Poetin schreef de Deense koningin Margrethe dat zij het overbrengen van het stoffelijk overschot van Maria Fjodorovna niet in de weg zal staan. Wel werd in de brief gesteld dat de herbegrafenis „op een waardige en respectvolle manier” moet plaatsvinden. De stoffelijke resten mogen bovendien niet worden aangeraakt of aan DNA-onderzoek worden onderworpen.

De in 1847 als de Deense prinses Dagmar in Kopenhagen geboren Maria Fjodorovna trouwde in 1866 met de latere Russische tsaar Alexander III, bij wie zij zes kinderen kreeg. Maria was de zus van de Deense koning Frederik VIII, koningin Alexandra van Groot-Brittannië en de Griekse koning George I.

Toen in 1917 in Rusland de oktoberrevolutie ontbrandde, vluchtte de op dat moment tsarina-moeder weg uit de Russische hoofdstad Sint Petersburg. In 1919 vestigde zij zich na enige omzwervingen weer in Denemarken, waar zij negen jaar later stierf. Ze werd begraven in de kathedraal van Roskilde, waar een groot deel van de Deense koninklijke familie een laatste rustplaats heeft gevonden.

Met Maria Fjodrovna’s kinderen en kleinkinderen liep het minder goed af. Tsaar Nicolaas II, zijn vrouw Alexandra en hun vijf kinderen werden in 1918 in Jekaterinboerg door de communisten vermoord. Hun lijken werden gedeeltelijk verbrand en daarna in een put gegooid en overgoten met ongebluste kalk. In 1991 werden de overblijfselen van de familie opgegraven om zeven jaar later te worden bijgezet in de Petrus en Paulus-kathedraal in Sint Petersburg, waar de meeste Russische tsaren en tsarina’s liggen.

Ook Maria Fjodorovna zal in de kathedraal in het centrum van Sint Petersburg worden herbegraven. Volgens een in Denemarken woonachtige afstammeling van de Russische keizerlijke familie was het altijd haar wens om naast haar man te worden begraven.