Geschiedenis

Restauratie fresco’s van Rafaël

Ze waren waarschijnlijk bedoeld om te worden overgeschilderd, maar na 500 jaar zijn Rafaëls frescoschilderingen in het Vaticaan nog altijd te zien – en nu weer in de originele kleuren.

Ewout Kieckens

15 March 2013 09:07Gewijzigd op 15 November 2020 02:29
Zaal van Heliodorus, overzicht plus wandfresco ”Leo en Atilla”.
Zaal van Heliodorus, overzicht plus wandfresco ”Leo en Atilla”.

Het was kort na het jaar 1500. De belangrijkste van de prachtlievende en heerszuchtige pausen trad aan. Het was paus Julius II (1503-1513), die zonder scrupules en met geweld de voormalige leengebieden van de Heilige Stoel veroverde. De eerste paus in eeuwen die zijn baard liet staan, en hem pas na zo’n anderhalf jaar afscheert als teken dat het pauselijke gebied is ‘gepacificeerd’.

Julius II leefde –net als een aantal van zijn voorgangers– als een wereldlijke vorst. Corruptie ging hand in hand met een lage morele standaard. Ten tijde van Julius woonde Maarten Luther ook kort in Rome. Maar lang genoeg om te zien dat er verandering nodig was.

Julius II was ook liefhebber van de kunsten. Hij begon met de bouw van de nieuwe Sint-Pieter (de kerk zoals we haar nu kennen) en had grote decoratieopdrachten te vergeven. Julius II had eveneens oog voor talent. Hij gaf Michelangelo de opdracht voor het beschilderen van het plafond van de Sixtijnse Kapel (1508-1512), de kapel die dezer dagen wordt gebruikt voor de verkiezing van de nieuwe paus. Julius II schakelde Rafaël in om de pauselijke ontvangst- en werkkamers te decoreren. Deze kamers bestaan uit vier langwerpige zalen die in elkaars verlengde liggen. Tegenwoordig maken ze deel uit van de Vaticaanse Musea. Ze zijn beter bekend als de ”Stanze van Raffaello” (de zalen van Rafaël).

De zalen die Rafaël en zijn medewerkers schilderden, waren niet ‘wit’ opgeleverde kamers, maar ze waren al gedecoreerd onder eerdere pausen. Het was niet ongebruikelijk dat een nieuwe heerser, en dát was de paus, een nieuw decoratieprogramma opstelde. De voorgaande fresco’s waren van de hand van onder anderen Piero della Francesca.

Universeel genie

Ook Rafaël kon er rekening mee houden dat zijn fresco’s eens het veld zouden ruimen. „Deze zalen hadden betrekking op het bestuur. Andere kunstzinnige inzichten van een nieuwe paus konden gemakkelijk leiden tot een nieuwe opdracht”, zegt prof. Arnold Nesselrath, conservator bij de Vaticaanse Musea. Rafaëls werk bleef echter gehandhaafd, omdat hij nu eenmaal Rafaël was en bij leven al beschouwd werd als ”universeel genie”, zoals Giorgio Vasari, een biograaf uit de 16e eeuw, schreef. Het hielp zeker ook dat zo’n dertig jaar na de dood van Rafaël de pausen een nieuwe residentie betrokken; het apostolisch paleis waar over enkele weken ook de opvolger van Benedictus XVI gaat wonen.

De Stanze di Raffaello zijn –op een na– gerestaureerd. De operatie staat onder leiding van kunsthistoricus Nesselrath. De Duitser combineert zijn baan als hoofd van de Vaticaanse afdeling Byzantijnse, middeleeuwse en moderne kunst met het hoogleraarschap aan de Humboldt Universität in Berlin. Hij is een van dé Rafaëlexperts ter wereld. Begrijpelijk voor wie bedenkt dat de man al dertig jaar betrokken is bij deze restauratiewerkzaamheden.

Het startschot voor de restauratie werd gegeven rond de 500e geboortedag van Rafaël, in 1983. Dat de restauratie zolang duurde, komt doordat aan elk wandfresco, dat gemiddeld zo’n 5 bij 7,5 meter groot is, twee restaurateurs ongeveer een jaar lang werkten. Zo werd het ene fresco na het andere aangepakt.

Afgelopen januari waren de werkzaamheden in de derde stanza voltooid. Blijft de vierde, en in omvang grootste stanza over. Met een beetje geluk eindigt wordt de restauratie in 2020 voltooid. In dat jaar wordt herdacht dat Rafaël 500 jaar eerder stierf.

Kruisgewelf

De derde zaal draagt de naam van een van de fresco’s: ”De verjaging van Heliodorus”. Hij is niet meer dan 7 bij 8 meter groot en het plafond heeft een kruisgewelf. Het plafond en alle wanden zijn geheel beschilderd. Geen stukje is wit gebleven. Het gelijknamige fresco verhaalt over Heliodorus, de schatbewaarder van Apollonius die de tempelschatten probeert mee te nemen, maar uit de tempel wordt verjaagd door „een paard (…) met een zeer schoon dek versierd, waarop een zat, die schrikkelijk was, hetwelk sterk rennende zijn voorste voeten op Heliodorus geworpen heeft, en die daarop zat scheen een gouden harnas aan te hebben” (2 Maccabeën 3:25).

De hogepriester in de tempel blijft kalm, en de toekijkende paus is ook niet van zijn apropos te krijgen. Het verhaal is –typisch voor de renaissance en voor de politieke rol die kunst had– in een toen hedendaagse situatie verplaatst. Heel duidelijk is het gezicht, en de baard, te herkennen van paus Julius II. Zijn boodschap: kom niet aan het pauselijk bezit, want anders loopt het af zoals met Heliodorus.

Aan de wand tegenover dit werk wordt de ”Ontmoeting tussen Leo de Grote en Atilla de Hun” uitgebeeld. Het werk straalt als nooit tevoren. Wie het schilderij eerder heeft gezien, herkent het nauwelijks. De voorheen groezelige kleuren, ogen nu helder en vrolijk. Alsof de restaurateurs eens flink de kwast in de verfpot hebben gedoopt. „Niets van dat alles”, zegt prof. Nesselrath, „restauratie is altijd conservatief.” In de letterlijke zin van het woord. „Niet overschilderen, maar schoonmaken. Hooguit worden kleine deeltjes aangestipt, maar altijd met kleuren die bijvoorbeeld oplosbaar zijn in water, zoals aquarel, die eenvoudig zijn weg te halen.” Waar correcties moesten worden aangebracht, bijvoorbeeld als een kleine spleet moest worden opgevuld, werd er met lichtere tinten overheen geverfd om de correctie tegelijkertijd minder zichtbaar te maken en toch herkenbaar te houden als een restauratie. „Ook gebruiken we steeds minder schadelijke oplosmiddelen, op basis van ammoniumwaterstofcarbonaat, en is het niet meer nodig een verfmonster te nemen omdat er met röntgenapparatuur voldoende analyses te maken zijn”, vertelt Nesselrath.

In de Stanza della Segnatura, ofwel de bibliotheek, is de naam die bij de restauratie van het fresco ”Dispuut over het heilige sacrament” naar voren kwam, wel heel bijzonder. ”L U T E R”, staat er in de wand gekrast. Het is wel even zoeken. Maar als Nesselrath het aanwijst is het ook te zien. Wat is het geval? Lutheraanse landsknechten hadden in 1527 Rome bezet en hier en daar hun frustratie kenbaar gemaakt. „Het gezicht van Julius II en dat van Giovanni De’ Medici, de latere Leo X, werden ook bekrast. Daaruit blijkt dat de landsknechten in staat waren ze te herkennen.”

Grinniken

Rafaël zou vast grinniken als hij wist dat de restauratie al dertig jaar aan de gang is. Hij schilderde aanzienlijk sneller. „Over een opdracht deed Rafaël ongeveer drie maanden. Van opdracht tot uitvoering.” Over het wereldberoemde fresco ”De school van Athene” (Stanza della Segnatura) deed Rafaël ongeveer vijftig dagen. Voor het iets kleinere fresco ”De bevrijding van Petrus”, had de Umbrische kunstenaar 28 dagen nodig.

Een fresco (van het Italiaanse ”affresco”, dat staat voor vers) werd geschilderd op een verse pleistermuur. Op de muur werd elke werkdag een nieuw stuk pleister van hoge kwaliteit aangebracht, bestaande uit gebluste kalk, fijn zand en marmerstof. De pleister moest ”vers” blijven voor de omvang die een schilder in een dag kon bewerken. Een dag was zeer kort, omdat de eerste uren de kalk te nat was en de laatste uren te droog. Effectief bleven er zo’n twee uren per dag over.

Voor het schilderen van een fresco was een voortekening onmisbaar, al was het maar om het groene licht van de opdrachtgever te krijgen. Rafaël is, behalve vanwege zijn fresco’s en ontwerpen voor wandtapijten, ook beroemd om zijn zogeheten cartons, uiterst gedetailleerde en gekleurde voortekeningen op papier, en op gelijk formaat. De cartons op zich hadden al zo’n grote waarde dat ze na gebruik door buitenlandse vorsten werden aangeworven.

Het carton gold als een sjabloon, en door omtrekken te maken of er met een stift puntjes doorheen te drukken, maakte de kunstenaar op de muur een grove voortekening. De cartons werden, al dan niet versneden in kleinere stukken, tegen de wand gebracht. Bij de restauratie bleek op welke manier. „In het midden van dit fresco”, wijst Nesselrath, „troffen we een gaatje in de muur.” Tijdens het schilderproces was er een spijker ingeslagen. Aan die spijker werden vervolgens touwtjes gespannen die het carton op zijn plaats moesten houden. „We hebben toen ook begrepen dat de rode streepjes aan de randen van het fresco daarmee te maken hadden; dat het carton aan de randen met een rode stift werd afgekruist.”

De restaurateurs troffen onder de verflaag in ”De brand in de Borgo” eveneens in een gaatje in de muur, resten van bonen aan. „Mogelijk hebben medewerkers tijdens de lunch op die manier een gaatje opgevuld, of misschien hebben een paar balorigen met hun vinger bonen op de muur geschoten. Hieruit blijkt dat bonen, die pas sinds de ontdekking van Amerika in 1492 naar Europa werden gebracht, zo’n twintig jaar later een normaal bestanddeel uitmaakten van een maaltijd.” Nesselrath betreurt het dat de bonen gekookt waren, „anders zouden de zaden nu nog kunnen worden geplant.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer