Tekenen van bloemen is vakwerk
„Jij bent de baas van de tekening en niet de tulp.” Misschien is dat wel de belangrijkste les bij botanisch tekenen.
In het Teylers Museum in Haarlem loopt kunstenares Anita Walsmit Sachs tussen de tekentafels door en neemt hier en daar een potlood ter hand. Haar adviezen zijn gestoeld op een eeuwenoude traditie van kijken, nog eens kijken en ten slotte: herscheppen op papier.
Volgens Anita Walsmit Sachs is de Franse kunstenaar Redouté er bijzonder goed in geslaagd om planten en bloemen in al hun schoonheid neer te zetten. De workshop begint dan ook met een rondleiding door ”Rozen van Redouté”, een tijdelijke tentoonstelling in Teylers. Redouté (1759-1840) tekende veel voor keizerin Josephine Bonaparte en koningin Marie-Antoinette. Zijn tekeningen kenmerken zich door een oneindige precisie en een realistisch kleurgebruik. Wat Walsmit Sachs vooral in Redouté bewondert, is zijn vermogen om diepte te geven aan zijn werk.
Bij een prent van een ooievaarsbekje blijft ze even staan. „Dit is echt een botanische tekening omdat alles er in zit: bloemen in bloei, knoppen die op springen staan, een vruchtdoos waar juist een zaadje uitschiet. Alles is zo duidelijk mogelijk afgebeeld en bepaalde onderdelen krijgen onder aan de tekening apart de aandacht. Verder zie je dat de voorste bladeren zwaar worden aangezet, terwijl het beeld naar achteren toe vervaagt. Dat zorgt voor de plastiek.”
Relevant
Langzaam maar zeker wordt duidelijk wat de bedoeling is van een goede wetenschappelijke tekening. De planten op zijn prenten heeft Redouté waarschijnlijk nooit exact zo in het echt gezien. Ze zijn een samenstelling van alle relevante onderdelen van de plant.
De kunstenares laat het in het tekenlokaal nog eens zien aan de hand van een tekening die ze zelf maakte. „Eerst teken ik alle onderdelen los van elkaar: bladen, kelkbladen, meeldraden, stampers. Dat is om inzicht te krijgen in de plant. Alles teken ik op ware grootte. Past het niet, dan knak ik de steel. Vaak teken ik het op kalkpapier. Dan assembleer ik alle onderdelen zo dat het een mooi geheel wordt. Het moet zo zijn dat een ander die de plant nog nooit gezien heeft hem in één oogopslag moet begrijpen. Daarom kan het zijn dat ik de stekels van een rozenbottel extra aanzet omdat die zo kenmerkend zijn. En daarom laat ik scheurtjes, bladluizen en dauwdruppels weg, omdat die niet eigen zijn aan de plant.”
Hoelang de kunstenares over een tekening doet, wil een cursist weten. „Dat verschilt sterk. Toch ben ik niet afhankelijk van de bloeiduur van de plant, want in principe kan ik met de eerste schetsen goed uit de voeten, ook al is de bloem verwelkt. De kleur probeer ik meteen te vangen met wat streken in aquarelverf.”
Geen gum
Op de tafels staan gele tulpen klaar voor de eerste vingeroefeningen. Ernaast drie potloden, maar het gum ontbreekt. „Dat heb ik bewust gedaan, anders zijn jullie het eerste halfuur alleen maar aan het gummen”, lacht Walsmit Sachs. Ze spreekt uit ervaring. Net als Redouté destijds geeft ze botanische tekenlessen. Belangrijk verschil tussen haar lessen en die van Redouté is dat de cursisten bij Walsmit Sachs meteen een bloem na mogen tekenen. „Alleen de beste leerlingen kregen bij Redouté zelf een bloem voor zich, de anderen moesten het doen met een prent van de meester.” Dankbaar kijken de cursisten naar de tulp voor zich.
Na een korte anatomische les –„De bloem van een tulp heeft twee kransen van drie bloemdekblaadjes en de groene bladen omarmen de steel”– beginnen de potloden te krassen op het papier. Eerst moet er een aantal trefzekere lijnen gezet worden om de vorm van de tulp goed weer te geven. „Ik wil geen impressie zien van de tulp, maar een uitleg”, benadrukt de lerares nog eens. Dus wanneer de kroon van de tulp verstopt zit in groene bladeren, moet de tulp zo getekend worden dat de aanzet van de bloem aan de steel wel duidelijk te zien is.
Analytisch
Na de eerste lijnen wordt het tijd voor het aanzetten van de vorm en het tekenen van schaduw. „Opnieuw heeft dit niet te maken met wat je ziet, maar wat je duidelijk wilt maken. Een kelk laat je naar binnen toe donkerder worden om diepte te creëren.” Het licht moet altijd van links komen, ongeacht hoe de lichtval daadwerkelijk is, vertelt Walsmit Sachs. „Onze blikrichting wordt doordat we van links naar rechts lezen zo geleid. En rechtshandigen moeten anders altijd in hun eigen schaduw werken.”
Na anderhalf uur kijken, schetsen, gummen, opnieuw kijken en opnieuw beginnen moeten de kaarten op tafel. Eenentwintig tulpen liggen kriskras door elkaar. Dat levert nieuwe inzichten op. „Je moet een tekening op z’n kop of in spiegelbeeld bekijken om te zien wat er mis mee is.” De kunst blijkt voor een belangrijk deel te schuilen in het vereenvoudigen van de vorm. „Heb je een tulp met een ‘druk kruispunt’ op de steel, dan teken je het ene blad wat lager en het andere wat hoger.”
Dacht iedereen z’n tulp te kennen, toch blijkt dat niet waar. „Ik zie op veel tekeningen dat de steel na het vertakken van een blad niet dunner is geworden, terwijl hij wel een blad minder in zich heeft. Je komt er bij botanisch tekenen steeds weer achter dat je niet lang genoeg kunt kijken. Botanisch tekenen is van oorsprong een mannenvak. Je hebt een analytische geest nodig om dit werk goed te kunnen doen.”
Botanisch tekenaar
Anita Walsmit Sachs is sinds vijftien jaar botanisch tekenaar. „In de loop van de jaren heb ik alleen maar meer geleerd om los te laten wat ik zie.”
Bij het Nationaal Herbarium in Leiden maakt Walsmit Sachs al jaren tekeningen van planten uit Zuidoost-Azië. Planten die ze zelf vaak niet eens ziet, maar waarbij ze gebruik moet maken van gedroogde exemplaren en foto’s. „Ik word gedwongen om goed na te denken en goed te kijken hoe de plant in elkaar zit. Met een microscoop doe ik dat tot op een heel gedetailleerd niveau.”
Fotografie maakt het werk van een botanisch tekenaar niet overbodig. „In een foto kun je niet de diepte creëren die je in een tekening kunt maken. Ook is het moeilijk om een tak te nemen die exemplarisch is voor die specifieke plant. Met een tekening kan ik de werkelijkheid naar mijn hand zetten en benadrukken wat ik wil.”
De kunstenares vindt het geen probleem dat ze als botanisch tekenaar zelf bescheiden op de achtergrond moet blijven. „Ik teken niet afstandelijk. Ik leg gevoel in de compositie en het kleurgebruik en daar heb ik genoeg aan. Ik vind het prettig dat mijn werk een nuttigheidsfactor heeft.”