Pastoe: kleine meubelen voor elk interieur
Stoelen, kasten, tafels, een bank, schrijftafel, buffet en nachtkastje. Ze maken allemaal deel uit van de tentoonstelling ”Like Pastoe”, waarmee de Rotterdamse Kunsthal het honderdjarig jubileum van de meubelfabriek Pastoe viert.
Vanaf de Utrechtse Vondelbrug, iets ten zuiden van het Ledig Erf, vormt de watertoren aan het Rotsoord een markant punt. Niet minder bekend zijn de naastgelegen fabriekshallen van UMS Pastoe.
Het is 1917 als Frits Loeb, zoon van de gevluchte Duitse Jood Leopold Leib, hier zijn voet over de drempel zet. „O, o, Braakman, wat ben ik begonnen, hoe krijgen we deze ruimten ooit vol”, zegt hij tegen zijn compagnon Dirk L. Braakman. Verhuizen was noodzaak. De werkplaats aan Oosterkade 30, nog geen kilometer verderop, waar Loeb in april 1913 met een bescheiden bezetting van meubelmakers en machinale houtbewerkers zijn Utrechtsche Machinale Stoel- en Meubelfabriek begon, is uitgegroeid naar 38 werknemers.
Pas-Toe
De toenemende industrialisatie en rijkdom aan het begin van de twintigste eeuw zorgen ervoor dat de groei er goed in blijft zitten. De UMS gebruikt een machinepark –rond die tijd aangedreven door vijftien elektromotoren met een gezamenlijk vermogen van 66 pk– voor de fabricage van een breed scala van meubels.
Bedrijfsleider Braakman tekent de meeste meubels zelf. De collectie wordt zo breed dat beperking nodig is en een focus moet worden bepaald. Functionaliteit, betaalbaarheid en dus industriële vervaardiging worden de pijlers onder de collectie.
Het is net na de oorlog als de aanduiding Pas-Toe opduikt. Vanaf 1954 zal het de handelsnaam van de meubelfabrikant zijn. De naam is afgeleid van passe-partout: de klant mag zelf kiezen welke meubels bij elkaar gezet worden. Geen complete, klassieke en zware meublementen meer, zoals die tot de oorlog in zwang waren. Goed wonen betekent vanaf nu kleine meubels, die door hun bescheiden, moderne en lichte voorkomen in elk interieur passen.
Elke meubellijn bestaat uit losse elementen die uitgebreid kunnen worden; het principe dat ook IKEA heeft. Want iedereen die begint op een zolderslaapkamer beschikt later hoogstwaarschijnlijk over een grotere kamer. Dan is er ruimte voor een linnenkast en een extra tafeltje. „Hier is de moderne, de practische, de aesthetische, de ideale oplossing: koop Pas-Toe meubelen!” schrijft het bedrijf in de catalogus van 1949.
Ontwerpklimaat
Vanaf midden jaren vijftig gaat Pastoe in zee met verschillende ontwerpers. De bekendste is Cees Braakman, jongste zoon van grondlegger Dirk Braakman. Van zijn hand komen de bekende berkencollectie met luspoot (1951) en de draadstoel en -kruk (1958). Later worden andere ontwerpers ingezet, zoals Jan van Grunsven en Cornelis Zitman.
Voor de marketing vraagt het bedrijf klinkende namen als tekenaar Dick Bruna, fotograaf Ed van der Elsken en vormgever Benno Premsela, zij behoren tot de top van hun vakgebied in het naoorlogse Nederland.
Hoe zijn zo veel disciplines bij elkaar te brengen op de tentoonstelling in de Kunsthal? „We hebben een aantal creatieven gevraagd na te denken hoe we deze tentoonstelling moesten vormgeven. Beeldend kunstenaar Krijn de Koning en architect Anne Holtrop kwamen met drie paviljoens, individuele ruimtes die van elkaar verschillen in vorm, kleur, materiaal en licht”, zegt Anne van der Zwaag, curator van ”Like Pastoe”. „Elk paviljoen heeft zijn eigen beleving, net als het met de meubels van Pastoe het geval is. Daarnaast zie je tussen alle oude stukken nieuwe objecten staan. Dit zijn visies op de toekomst, projecten die speciaal zijn gemaakt voor dit jubileum.”
Een voorbeeld hiervan is ”Prospettive” van de Italiaanse architect Claudio Silvestrin. Zijn ontwerp voor Pastoe is een boekenkast, bestaande uit twee driehoekige kasten die tegen elkaar gezet zijn. Niet als zwaar object voor tegen een wand, maar vrijstaand als een suggestie van lichtheid en beweging. Of ”Outline”, een ontwerp van de Japanner Naoto Fukasawa. Zijn boekenplank vindt Van der Zwaag „een ontwerp dat teruggebracht is tot de meest elementaire vorm van wat een boekenplank is.”
Smaakopvoeding
Net als Pastoe richt ook W. H. Gispen zich met zijn eigen meubelfabriek op industriële meubelvervaardiging. In 1951 bezoekt hij een meubeltentoonstelling in de Utrechtse Jaarbeurs. Hij is niet gecharmeerd van de ”buffetten als stoomcarrousels” en ”theetafels als korstige puddingen”. „Een lelijk meubel is symptoom van iets zieks in de geest”, schrijft hij in Elseviers Weekblad. De Hollandse consument lijkt nog niet te begrijpen waar de propagandisten van het Nieuwe Wonen zich sterk voor maken: een meubel moet het ware, het mooie, het sobere en het gezonde beklemtonen. Schoonheid veraangenaamt het leven en zorgt voor een gezonde geest.
Pastoe voelt zich, ook om de verkoop in stand te houden, genoodzaakt de consument op te voeden. In warenhuizen zoals de Bijenkorf worden speciale opstellingen gebouwd. Het werkt. Steeds meer mensen omarmen de moderne woonstijl. Tot 1968, als rebelse studenten en arbeiders bezit nemen van de binnensteden. Ze willen geen moraal, en al helemaal niet met betrekking tot de keuze van hun levensstijl.
A’dammer
Gelukkig komt daar de ”A’dammer”, misschien wel het bekendste ontwerp van Pastoe. De naam van deze kast is een verkorting van Amsterdammer en het ontwerp is geïnspireerd op de verkeerspaaltjes in de hoofdstad. De rolluikkast heeft van boven tot onder een karakteristieke schuif met horizontale rillen. Vanaf 1973 sleutelt ontwerper Aldo van den Nieuwelaar eraan. „Ik ben materialen gaan bestuderen. Kunststoffen. Metalen.” Metaal is te bewerkelijk, stelt hij vast. Hij probeert het met hout. „Je maakt een lakplaat warm en dan kun je hem vacuüm vervormen. Het resultaat is een geribbeld schuifluik. Het lijkt op plastic en het is gewoon hout. Waar ik het vandaan heb? Misschien van grootvaders rikketikbureau.”
Binnen het bedrijf twijfelt men. „Is dit nog wel een meubel?” vraagt directeur Stef Kerkhof zich af. Maar het blijkt Van den Nieuwelaars kast te zijn die het bedrijf uit de financiële nood redt. Mensen staan ervoor in de rij bij de presentatie op de Internationale Meubelbeurs in Keulen (1979). In 1983 verkoopt Pastoe voor 5,5 miljoen gulden aan A’dammers. De verkoop stijgt per jaar en nog steeds maakt het gevierde ontwerp deel uit van de Pastoe-catalogus.
Typisch Pastoe
De jubileumvoorstelling ”Like Pastoe” in Rotterdam –helaas niet in Utrecht– toont wat design is: het is geen vorm van kunst, waarbij esthetiek boven functionaliteit gaat. Design moet mooi zijn, kwaliteit uitstralen én goed bruikbaar zijn. De expositie haakt hierop in: bezoekers mogen op de tentoongestelde stoelen zitten en laatjes van kastjes opentrekken. Typisch Pastoe.
”Like Pastoe” is tot en met 2 juni 2013 te zien in de Kunsthal, Rotterdam. Bij de tentoonstelling verscheen het jubileumboek ”Pastoe, 100 jaar vernieuwing in vormgeving”, Gert Staal en Anne van der Zwaag; uitg. nai010 uitgevers, Rotterdam, 2013; ISBN 978 94 6208 067 6; 224 blz.; € 34,50.