Volgens Amerikaanse en Europese veiligheidsdiensten hadden Saad bin Laden en andere leden van de beweging contact met een al–Qaeda–cel in Saoedi–Arabië, vlak voor de zelfmoordaanslag op een groot wooncomplex met veel westerlingen in de hoofdstad Ryad op 12 mei. Daardoor kwamen 35 mensen om het leven, onder wie acht Amerikanen. De aanslag zou volgens de inlichtingendiensten in Iran zijn voorbereid.

Een geheime Iraanse veiligheidseenheid, de Jerusalem Force, beschermt de al–Qaeda–leden, aldus The Washington Post. De Iraanse overheid zou geen controle over de veiligheidseenheid hebben. Teheran ontkent de beschuldigingen. „Een grote leugen", aldus een regeringswoordvoerder dinsdag. Hij vroeg de westerse inlichtingendiensten bewijzen voor de aanwezigheid van Saad bin Laden over te dragen zodat die kan worden gearresteerd. Wel gaf de zegsman toe dat het moeilijk is om Irans 1900 kilometer lange grens met Pakistan en Afghanistan te bewaken en dat soms verdachte lieden het land binnenkomen.

De Verenigde Staten zijn in debat met Saoedi–Arabië over de beste manier om de Iraanse steun voor terrorisme te verminderen. De Amerikaanse regering heeft de Iraanse regering gewaarschuwd, dat onderdak geven aan terroristen onaangename gevolgen kan hebben voor een land dat president Bush schaart onder de ’as van het kwaad’. Ook Saoedi–Arabië heeft meermaals bij Iran aangedrongen op uitlevering van Saad bin Laden en andere verdachten van de aanslag in Ryad, maar Iran weigert dat tot dusver. Volgens Saoedi–Arabië bevinden zich zeker vierhonderd leden van al–Qaeda in Iran.

De vermoedelijk 24–jarige Saad bin Laden zou actief zijn geworden binnen al–Qaeda sinds hij een jaar geleden naar Iran kwam. Volgens deskundigen wordt hij steeds belangrijker binnen de organisatie. Hij spreekt goed Engels en kan goed met computers werken. „Hij kan operaties tegen het Westen organiseren omdat hij het Westen goed kent", aldus Rohan Gunaratna, terrorismedeskundige in Singapore.